Tijd en grammatica

Leg je boek en je schrift op tafel. 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leg je boek en je schrift op tafel. 

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:

Eerste uur:
H. 22 Tijd
Je leert hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd. 

Tweede uur:
H. 21 voornaamwoorden en telwoorden
Je kan voornaamwoorden en telwoorden herkennen. 

Slide 2 - Diapositive

H. 22 Tijd en chronologie (blz. 90)

Je leert hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd.

- verteltijd en vertelde tijd
- tijdsvertraging en tijdsversnelling
- flashback en flashforward

Slide 3 - Diapositive

De vertelde tijd is de tijd die in het verhaal voorbij gaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Heb ik je nooit verteld over die keer dat ik mijn been brak?
Het was drie jaar geleden. Ik loop op straat en er komt een hond op me af.
A
flashback
B
flashforward

Slide 5 - Quiz

Bij tijdsvertraging is de verteltijd langer dan de vertelde tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Eva werkte in twee jaar tijd als afwasser, serveerster en badjuf. In deze zin is er:
A
tijdsvertraging
B
tijdsversnelling

Slide 7 - Quiz

Doe je boek open op blz. 92 en lees in stilte mee. 

Slide 8 - Diapositive

Maak opdracht 5 t/m 9 (blz. 93).

Je mag fluisterend overleggen.

Hierna bespreken we de antwoorden. 

timer
12:00

Slide 9 - Diapositive

H. 21 voornaamwoorden en telwoorden

Je kan voornaamwoorden en telwoorden herkennen. 

Slide 10 - Diapositive

Voornaamwoorden:
(persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend en betrekkelijk)

- wederkerend: hij wast zich
- wederkerig: elkaar
- vragend: wie, wat, welke, wat voor
- onbepaald: (n)iemand, (n)iets, sommige

Slide 11 - Diapositive

Maak opdracht 3 (blz. 87). 
timer
10:00

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Hoofdtelwoorden:
- bepaald (één, twee, drie)
- onbepaald (verschillende)

Rangtelwoord: 
- bepaald (eerste, tweede, derde)
- onbepaald (laatste)

Slide 14 - Diapositive

U krijgt verschillende voorgerechten. Verschillende:
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald hoofdtelwoord
C
onbepaald rangtelwoord
D
bepaald rangtelwoord

Slide 15 - Quiz

Het Openbaar Ministerie heeft tien maanden cel geëist. Tien:
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald hoofdtelwoord
C
onbepaald rangtelwoord
D
bepaald rangtelwoord

Slide 16 - Quiz

Een vierde verdachte bleef langer vastzitten. Vierde:
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald hoofdtelwoord
C
onbepaald rangtelwoord
D
bepaald rangtelwoord

Slide 17 - Quiz

De hoeveelste keer is dat nu? Hoeveelste:
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald hoofdtelwoord
C
onbepaald rangtelwoord
D
bepaald rangtelwoord

Slide 18 - Quiz


Oefen in Numo met de taak. 

Slide 19 - Diapositive