Klas 2 week 7 les 2

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)
Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met mensen en activiteiten beschrijven
Wat ga je doen?
Ga naar Arrêt Chapitre 5
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca F op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)
Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met mensen en activiteiten beschrijven
Wat ga je doen?
Ga naar Arrêt Chapitre 5
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca F op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Heb ik het werkwoord avoir (hebben) herhaald
- Heb ik de présent van werkwoorden op -er herhaald
- Heb ik de passé composé geoefend




Slide 2 - Diapositive

Ken je het rijtje van "avoir" (met vertaling) ?
avoir...... avoir.......
       mmmm....

Slide 3 - Diapositive

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Welkom!
Log je in?
Voornaam + eerste letter achternaam
Doe actief mee!

Slide 6 - Diapositive

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Lien

Zij heeft gekeken.
A
Elle a regardé
B
Elle a regarder
C
Elle regardé
D
Elle a regarde

Slide 9 - Quiz

U heeft gegeten.
Kies de juiste zin
A
Vous avez commandé
B
Vous avez dansé
C
Vous avez rencontré
D
Vous avez mangé

Slide 10 - Quiz

Ik heb gespeeld

Slide 11 - Question ouverte

Wij hebben gezongen.

Slide 12 - Question ouverte

u heeft een hekel gehad aan

Slide 13 - Question ouverte

Wat betekent de titel van het liedje?
Non, non rien n'a changé
A
Nee, nee niemand zingt
B
Nee, nee niet zingen!
C
Nee, nee niemand verandert
D
Nee, nee niets is veranderd

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Geef het hele rijtje van het werkwoord
chanter = zingen in de présent

Slide 16 - Question ouverte

Chanter = zingen
Je chante = ik zing
Tu chantes = jij zingt
il/elle/on chante
nous chantons
vous chantez
ils/elles chantent

Slide 17 - Diapositive

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak
Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire
In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 18 - Diapositive

Au revoir

Slide 19 - Diapositive