Les 1 & 2 Sprookje en spelling v1d

Les 1 Sprookjes & spelling
Kennismaking met sprookjes
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Les 1 Sprookjes & spelling
Kennismaking met sprookjes

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les...
...weet je wat de planning is voor deze periode.
....heb je kennisgemaakt met sprookjes.
...heb je oefend met meervoudsvormen.

Slide 2 - Diapositive

Wat verwachten we van elkaar?
Wat verwacht ik van jullie?
  • Mobiel is uit en in je tas.
  • Steek je vinger op als je iets wilt zeggen, een persoon tegelijk aan het woord.
  • Overleggen mag zachtjes op aangegeven momenten.
  • Geen games, online shoppen, Whatsappen etc.
  • Huiswerk = af en bij je.
  • Elke les een leesboek bij je.

Wat verwachten jullie van mij?

Slide 3 - Diapositive

Planning periode 1
Week 41 - Sprookje & spelling weging 3x
Week 46  - Werkwoordspelling 1 weging 3x
Week 48 Fictie - Op Niveau blok 1 t/m 5 + Wonder

Slide 4 - Diapositive

We gaan werken met:
  • Studiewijzer.
  • LessonUp.
  • Het boek Op Niveau (spellingsregels).

Slide 5 - Diapositive

  • Sprookjesverzamelaar Giambattista Basile (1575-1632)
  • Rapunzel, Assepoester, Gelaarsde kat
  • Er zijn talloze sprookjes...

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Kenmerken sprookje
  • Oorspronkelijk uit de middeleeuwen (‘sproke’ = verhaal/vertelling)
  • Mondeling doorverteld, volksverhaal
  • “Er was eens…”, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.”
  • Bevatten een moraal of (levens)les
  • Bepaalde voorspelbaarheid
  • Magie (bijv. dieren of voorwerpen die kunnen praten)
  • Het getal 3, 7 of 12
  • Vaste structuur en opbouw (komen we op terug!)
  • Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)

Slide 8 - Diapositive

Kenmerken sprookje
  • Stereotype personages
  • Hebben een opdracht/doel, krijgt daarbij hulp
  • Slechte eigenschappen (bijv. hebzucht) worden bestraft
  • Goede eigenschappen (bijv. onzelfzuchtigheid, mededogen) worden beloond
  • Personages hebben vaak niet echt een naam (bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje)
  • Personages zijn niet diepgaand, maar hebben één kenmerkende eigenschap (goed of slecht)
  • Personages wonen ‘In een land hier ver vandaan..’, komen in onbekende gebieden terecht en beleven daar hun avonturen

Slide 9 - Diapositive

Sprookje voorlezen

Slide 10 - Diapositive

LessonUp
Ga naar www.lessonup.com
Registreren, Ik ben leerling
Gebruik je leerlingnummer@edu.atchilversum.com
Code

Slide 11 - Diapositive

Wat is jouw favoriete sprookje?

Slide 12 - Carte mentale

Pauze - 5 min
  • Blijf in het lokaal.
  • Vraag of je naar de wc mag (1 persoon tegelijk).
  • Even ontspannen.

Slide 13 - Diapositive

Les 2 Sprookjes & spelling

Slide 14 - Diapositive

Aan het einde van de les...
...weet je welke kenmerken een sprookje kan hebben.
...heb je zelf een sprookje geschreven met deze kenmerken.

Slide 15 - Diapositive

Kenmerken sprookje (herhaling)
  • Oorspronkelijk uit de middeleeuwen (‘sproke’ = verhaal/vertelling)
  • Mondeling doorverteld, volksverhaal
  • “Er was eens…”, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.”
  • Bevatten een moraal of (levens)les
  • Bepaalde voorspelbaarheid, vaste structuur/opbouw
  • Magie (bijv. dieren of voorwerpen die kunnen praten)
  • Het getal 3, 7 of 12
  • Vaste structuur en opbouw (komen we op terug!)
  • Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)

Slide 16 - Diapositive

Kenmerken sprookje
  • Stereotype personages
  • Hebben een opdracht/doel, krijgt daarbij hulp
  • Slechte eigenschappen (bijv. hebzucht) worden bestraft
  • Goede eigenschappen (bijv. onzelfzuchtigheid, mededogen) worden beloond
  • Personages hebben vaak niet echt een naam (bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje)
  • Personages zijn niet diepgaand, maar hebben één kenmerkende eigenschap (goed of slecht)
  • Personages wonen ‘In een land hier ver vandaan..’, komen in onbekende gebieden terecht en beleven daar hun avonturen

Slide 17 - Diapositive

Welk sprookje herken je?

A
Roodkapje
B
Hans en Grietje
C
Belle en het Beest
D
Sneeuwwitje en de zeven dwergen

Slide 18 - Quiz

Welk sprookje herken je?
A
Dit is geen sprookje.
B
De nieuwe kleren van de keizer.
C
Belle en het Beest.
D
Arthur.

Slide 19 - Quiz

Welk sprookje herken je?

Slide 20 - Question ouverte

Aan de slag: een sprookje in 4 rondes
  • Ronde 1 - Begin met ‘Er was eens…’ (inleiding) (5 minuten)
  • Ronde 2 - Na 7:30 minuten wissel je je blaadje met dat van je buurman (middenstuk)
  • Ronde 3 – Na 7:30 minuten schuif je je blaadje door naar je buurman (slot). Eindig met ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.
  • Ronde 4 – doorschuiven en enkele verhalen voorlezen.

--> Zit er een vaste structuur en opbouw in deze verhalen?

Slide 21 - Diapositive

Einde van deze les
Lesdoelen behaald?

...weet je welke kenmerken een sprookje kan hebben.
...heb je zelf een sprookje geschreven met deze kenmerken.

Slide 22 - Diapositive