Sprookje en spelling: les 1, 2 kenmerken sprookjes

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Les 1 Sprookjes & spelling

                                                                        Kennismaking met sprookjes

Aan het einde van deze les...

...weet je wat de planning is voor deze periode.

....heb je kennisgemaakt met sprookjes.

Wat verwachten we van elkaar?

Wat verwacht ik van jullie?

• Mobiel is uit en in de kluis.
  
• Steek je vinger op als je iets wilt zeggen, een persoon tegelijk aan het woord.
• Overleggen mag zachtjes op aangegeven momenten.
• Geen games, online shoppen, Whatsappen etc.
• Huiswerk = af en bij je.
• Elke les een leesboek bij je.
  

Wat verwachten jullie van mij?

Planning periode 1

- Eindtoets 'Creatief schrijven & spelling'

- Literatuurtoets 'Koning Valentijn' (boek)

We gaan werken met:

• SomToday.
  
• LessonUp.
• Het boek Op Niveau (spellingsregels).
  

• Sprookjesverzamelaar Giambattista Basile (1575-1632)
• Rapunzel, Assepoester, Gelaarsde kat
• Er zijn talloze sprookjes...
  

Mindmap - Sprookjes

10 min - Wat weet jij nog over sprookjes? 

Maak met de klasgenoot naast je een mindmap over sprookjes. Schrijf zoveel mogelijk kenmerken op.

Daarna: klassikaal bespreken.

Kenmerken sprookje

• Oorspronkelijk uit de middeleeuwen (‘sproke’ = verhaal/vertelling)
• Mondeling doorverteld, volksverhaal
• “Er was eens…”, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.”
• Bevatten een moraal of (levens)les
• Bepaalde voorspelbaarheid
• Magie (bijv. dieren of voorwerpen die kunnen praten)
• Het getal 3, 7 of 12
• Vaste structuur en opbouw (komen we op terug!)
• Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)

Kenmerken sprookje

• Stereotype personages
• Hebben een opdracht/doel, krijgt daarbij hulp
• Slechte eigenschappen (bijv. hebzucht) worden bestraft
• Goede eigenschappen (bijv. onzelfzuchtigheid, mededogen) worden beloond
• Personages hebben vaak niet echt een naam (bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje)
• Personages zijn niet diepgaand, maar hebben één kenmerkende eigenschap (goed of slecht)
• Personages wonen ‘In een land hier ver vandaan..’, komen in onbekende gebieden terecht en beleven daar hun avonturen

LessonUp

Login bij 'Les 1 & 2 Sprookje en spelling'

Les 2 Sprookjes & spelling

                                                                Kenmerken en sprookje schrijven

Wat is jouw favoriete sprookje?

Aan het einde van de les...

...weet je welke kenmerken een sprookje kan hebben.

...heb je zelf een sprookje geschreven met deze kenmerken.

Kenmerken sprookje (herhaling)

• Oorspronkelijk uit de middeleeuwen (‘sproke’ = verhaal/vertelling)
• Mondeling doorverteld, volksverhaal
• “Er was eens…”, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.”
• Bevatten een moraal of (levens)les
• Bepaalde voorspelbaarheid, vaste structuur/opbouw
  
• Magie (bijv. dieren of voorwerpen die kunnen praten)
• Het getal 3, 7 of 12
• Vaste structuur en opbouw (komen we op terug!)
• Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)

Kenmerken sprookje

• Stereotype personages
• Hebben een opdracht/doel, krijgt daarbij hulp
• Slechte eigenschappen (bijv. hebzucht) worden bestraft
• Goede eigenschappen (bijv. onzelfzuchtigheid, mededogen) worden beloond
• Personages hebben vaak niet echt een naam (bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje)
• Personages zijn niet diepgaand, maar hebben één kenmerkende eigenschap (goed of slecht)
• Personages wonen ‘In een land hier ver vandaan..’, komen in onbekende gebieden terecht en beleven daar hun avonturen

Welk sprookje herken je?

1. Roodkapje
2. Hans en Grietje
3. Belle en het Beest
4. Sneeuwwitje en de zeven dwergen

Welk sprookje herken je?

1. Dit is geen sprookje.
2. De nieuwe kleren van de keizer.
3. Belle en het Beest.
4. Arthur.

Welk sprookje herken je?

Aan de slag: een sprookje in 4 rondes

• Ronde 1 - Begin met ‘Er was eens…’ (inleiding) (5 minuten).
• Ronde 2 - Na 7:30 minuten wissel je je laptop met dat van je buurman of buurvrouw (middenstuk).
• Ronde 3 – Na 7:30 minuten krijg je jouw laptop weer terug van je buurman of buurvrouw. Eindig met: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.
• Ronde 4 – doorschuiven en enkele verhalen voorlezen (rest van de les).
  

--> Zit er een vaste structuur en opbouw in deze verhalen?

Opbouw sprookje

Inleiding --> introduceer personages, ruimte en tijd (hoofdpersoon, omgeving en belangrijke bijfiguren)

Middenstuk --> avontuur, actie, problemen voor je hoofdpersoon (magische gebeurtenissen)

Slot --> ontknoping verhaal, oplossing problemen.

Einde van deze les

Lesdoelen behaald?

...weet je welke kenmerken een sprookje kan hebben.
...heb je zelf een sprookje geschreven met deze kenmerken.

... begrijp je in grote lijnen de opbouw van een sprookje.