Verleden tijd: Regelmatige en Onregelmatige Werkwoorden

Verleden tijd: Regelmatige en Onregelmatige Werkwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Verleden tijd: Regelmatige en Onregelmatige Werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het verschil tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de past simple herkennen en vragen maken in de past simple.

Slide 2 - Diapositive

Presenteer het leerdoel en geef aan wat de leerlingen aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de past simple?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn werkwoorden?
Een werkwoord is een woord dat aangeeft welke actie wordt uitgevoerd in een zin. Bijvoorbeeld: 'Ik loop naar school.'

Slide 4 - Diapositive

Leg kort uit wat werkwoorden zijn en geef een voorbeeldzin.
Wat is de past simple?
De past simple wordt gebruikt om te praten over een actie die in het verleden is gebeurd. Bijvoorbeeld: 'Ik liep naar school.'

Slide 5 - Diapositive

Geef een korte uitleg over de past simple en geef een voorbeeldzin.
Regelmatige werkwoorden in de past simple
Regelmatige werkwoorden in de past simple eindigen op -ed. Bijvoorbeeld: 'Ik wandelde naar school.'

Slide 6 - Diapositive

Leg uit wat regelmatige werkwoorden zijn in de past simple en geef een voorbeeldzin.
Oefenen: Regelmatige werkwoorden
Vul de ontbrekende woorden in: 'I __________ (walk) to school yesterday.'

Slide 7 - Diapositive

Laat de leerlingen de zin invullen met het juiste werkwoord in de past simple. Bespreek daarna de antwoorden.
Onregelmatige werkwoorden in de past simple
Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige vervoeging in de past simple. Bijvoorbeeld: 'Ik bracht mijn fiets naar de winkel.'

Slide 8 - Diapositive

Leg uit wat onregelmatige werkwoorden zijn in de past simple en geef een voorbeeldzin.
Oefenen: Onregelmatige werkwoorden
Vul de ontbrekende woorden in: 'I __________ (bring) my bike to the shop yesterday.'

Slide 9 - Diapositive

Laat de leerlingen de zin invullen met het juiste werkwoord in de past simple. Bespreek daarna de antwoorden.
Vragen maken in de past simple
Om een vraag te maken in de past simple, plaats je het werkwoord 'did' voor het onderwerp en gebruik je het werkwoord in de infinitief (basisvorm). Bijvoorbeeld: 'Did you walk to school yesterday?'

Slide 10 - Diapositive

Leg uit hoe je vragen maakt in de past simple en geef een voorbeeldzin.
Oefenen: Vragen maken
Maak een vraag van de zin: 'I walked to school yesterday.'

Slide 11 - Diapositive

Laat de leerlingen de zin omzetten naar een vraag in de past simple. Bespreek daarna de antwoorden.
Regelmatige of Onregelmatige werkwoorden?
Kies het juiste werkwoord: 'Yesterday I (bring/bringed) my dog to the park.'

Slide 12 - Diapositive

Laat de leerlingen kiezen tussen een regelmatig en onregelmatig werkwoord in de past simple. Bespreek daarna de antwoorden.
Verleden tijd: Memory
Laat de leerlingen een memoryspel spelen waarbij ze werkwoorden in de past simple moeten matchen met de juiste zin.

Slide 13 - Diapositive

Geef de opdracht om een memoryspel te spelen waarbij ze werkwoorden in de past simple moeten matchen met de juiste zin. Bespreek daarna de antwoorden.
Verleden tijd: Woordzoeker
Laat de leerlingen een woordzoeker maken met werkwoorden in de past simple.

Slide 14 - Diapositive

Geef de opdracht om een woordzoeker te maken met werkwoorden in de past simple. Bespreek daarna de antwoorden.
Verleden tijd: Kahoot!
Speel een Kahoot! quiz om te testen wat de leerlingen hebben geleerd.

Slide 15 - Diapositive

Speel een Kahoot! quiz om te testen wat de leerlingen hebben geleerd. Bespreek daarna de antwoorden.
Samenvatting
Regelmatige werkwoorden in de past simple eindigen op -ed. Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige vervoeging in de past simple. Om een vraag te maken in de past simple, gebruik je 'did' voor het onderwerp en gebruik je het werkwoord in de infinitief.

Slide 16 - Diapositive

Vat kort samen wat er in de les is geleerd.
Einde les
Bedankt voor het meedoen! Tot de volgende les.

Slide 17 - Diapositive

Rond de les af en geef aan dat de leerlingen de opgedane kennis kunnen toepassen in de praktijk.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 18 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 19 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 20 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.