Week 9 klas 2BDE

Week 9 - klas 2


Les 1: verder met het onderdeel ""Lezen" van H4

Les 2: opdrachtje "schrijven" van H4 +TIO

Les 3: starten met het onderdeel "Woordenschat" van H4. 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Week 9 - klas 2


Les 1: verder met het onderdeel ""Lezen" van H4

Les 2: opdrachtje "schrijven" van H4 +TIO

Les 3: starten met het onderdeel "Woordenschat" van H4. 

Slide 1 - Diapositive

De leestekst bij opdr. 5 gaat over spelling.

Slide 2 - Diapositive

1. Welke spelfouten maak je zelf wel eens?

Slide 3 - Question ouverte

2. Denk jij dat een versimpelde spelling ons leven makkelijker zou maken? (als we bijv. het onderscheid tussen wordt-word, steil-stijl etc. opheffen of alles opschrijven zoals we het uitspreken)

Slide 4 - Question ouverte

Maak nu opdr. 5 (p. 105-107) 
Je hebt 20 minuten, daarna gaan we nakijken.


Tips:
-vraag 1: tekstsoorten->zie p. 237
-vraag 10: ga op zoek naar een signaalwoord
timer
20:00

Slide 5 - Diapositive

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)
1 (achtergrond)artikel
2 Eigen antwoord
3
a transparant (al. 2) – helder van structuur
b taalverwerving (al. 4) – het zich eigen maken van taal
c met de gebakken peren – de nare gevolgen ondervinden
zitten (al. 4)
d gezwoeg (al. 4) – getob; geploeter
e valkuil (al. 6) – onverwachte moeilijkheid
f op stoom zijn (al. 7) – op dreef zijn; een goed tempo bereiken
g fonetisch alfabet (al. 8) – lijst van tekens die een klank weergeven

Slide 6 - Diapositive

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)
4 feiten, want alle informatie is controleerbaar

5 Dit is een voorbeeld van een taal waar de spelling transparant is.

6 alinea 4;
de alinea’s 1 t/m 3 vormen de inleiding: die introduceren het onderwerp (al. 1), geven voorbeelden (al. 2 en 3) en stellen de hoofdvraag (al. 3).

Slide 7 - Diapositive

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)

Slide 8 - Diapositive

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)
8
– Mening 1: Je zou bij de ijssalon moeten kunnen kiezen tussen ‘sitroen’ en ‘sjokola’, en in het ziekenhuis moest je bij de ‘sjirurg’ of de ‘ginekoloog’ zijn. (mening van het clubje van de Vlaamse taalkundige Guido Geerts
–Mening 2: Het is beter dat je alle woorden schrijft zoals je ze hoort. (mening van de auteur van de tekst)

9
– Er is geen twijfel meer mogelijk over de spelling.
– Iedereen over de hele wereld spreekt alle Nederlandse woorden in één keer goed uit.

Slide 9 - Diapositive

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)
10 toegevend verband (zie: Desondanks)

11 – Niemand heeft het fonetische alfabet in de vingers.
     – Zelfs als je het fonetische alfabet regelmatig gebruikt, doe je er een stuk langer over om         
        een  tekst in fonetisch schrift te schrijven.

12 – We kunnen straks onze oude boeken niet meer lezen (al. 9).
      – Het fonetisch schrift wordt erg verwarrend als iedereen precies schrijft wat hij zegt,
          vanwege de uitspraakverschillen per streek (al. 10).

13 conclusie

Slide 10 - Diapositive

Einde les 1
Controlemoment: Cn kiest drie "thuis"leerlingen die binnen 3 minuten een foto van hun gemaakte opdrachten sturen via teams (individuele chat) of magistermail.

Volgende les: opdrachtje "schrijven" van H4 + in TIO werken

Slide 11 - Diapositive

Les 2
Maak de startopdracht op p. 108. We oefenen nog één keer met standpunten en argumenten. Je hebt 5 minuten, daarna gaan we nakijken (en in TIO werken)
timer
5:00

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden startopdr. (p. 108)
1 Een voorstel over (hernieuwde aandacht voor) het volkslied.

 2 Standpunt: het voorstel om het volkslied te leren en elke ochtend op school te zingen is een prima idee.

3 Argument 1: Via het volkslied tonen we respect voor het Koningshuis.
Argument 2: Het brengt kinderen iets bij over de Nederlandse identiteit.
Argument 3: Het kweekt een gevoel van saamhorigheid onder Nederlanders.

Slide 13 - Diapositive

Startopdracht (p. 108), vraag 4: jullie tegenargumenten?

Slide 14 - Question ouverte

Antwoorden startopdr. (p. 108)
4 Mogelijke tegenargumenten:
– Het volkslied is oud en niet goed te begrijpen.
– Alleen door het uit het hoofd leren en het zingen dwing je geen respect af voor het Koningshuis; dat respect moet vooral komen door daden van mensen van de Koninklijke familie.
– De Nederlandse identiteit is iets anders dan wat in het volkslied wordt uitgedrukt (voor zover te begrijpen).
– Saamhorigheid is niet iets wat je kweekt door een vrij onbegrijpelijk lied te zingen.
– Benadrukken van nationale identiteit kan ontaarden in gevaarlijk nationalisme: (te) grote verheerlijking van het eigen land.

Slide 15 - Diapositive

Vervolg les 2: tio
Kies zelf of je in schrijft/spelt wilt werken.

Schrijft: planning terug te vinden op de ELO (onder studiewijzers->jaarplanning tio klas 2), 23maart=DL tekst 4, 6, 7

Spelt: 30 maart tio spelttoets 4

Opdracht voor een cijfer (tekst 5) tot nader order uitgesteld.

Slide 16 - Diapositive

Les 3
We starten met het onderdeel "Woordenschat" van H4.

Maak in tweetallen de startopdracht op p. 114. Je hebt 10 minuten. Daarna gaan we nakijken.

Ben je eerder klaar? Lees dan vast de theorie op p. 114 en begin aan opdracht 1 en 2.
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden startopdracht (p. 114)
1
a geen boe of bah zeggen = niets zeggen; niet reageren
b zich groen en geel ergeren = zich heel erg ergeren
c jachten en jagen = erg druk zijn; zich erg haasten
d (iets) tegen heug en meug (opeten) = (iets) met grote weerzin (opeten)
e (de) handel en wandel (van iemand) = (iemands) gedragingen; (zijn) doen en laten; (zijn) leven
f Boontje komt om zijn loontje = iemand krijgt z’n verdiende straf (loon)
2 In de zinnen a, b en c gaat het om een woordpaar waarvan de woorden alliteren (er is sprake van beginrijm).
In de zinnen d, e en f is er sprake van eindrijm.
3 De overeenkomst is dat het om rijmende woordparen gaat.

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 1 en 2 (p. 114)
Lees de theorie op p. 114. Maak opdr. 1 en 2. Je hebt 15 minuten, daarna gaan we nakijken.

Tip: google!
timer
15:00

Slide 19 - Diapositive

Opdr. 1 (p. 114)
1 hoog en droog; eindrijm; betekenis: veilig en beschut
2 buigen of barsten: alliteratie; betekenis: toegeven of tot een uitbarsting (laten) komen
3 in kannen en kruiken: alliteratie; betekenis: helemaal rond; tot in detail geregeld
4 een heitje voor een karweitje: eindrijm; betekenis: een kleine financiële bijdrage voor een klusje
5 in geuren en kleuren: eindrijm; betekenis: met allerlei details (die deels de spanning verhogen)
6 zonder slag of stoot: alliteratie; betekenis: zonder op verzet te stuiten.

Slide 20 - Diapositive

Opdr. 2 (p. 114)
1 door schade en schande: door allerlei negatieve ervaringen
2 over koetjes en kalfjes (praten): (praten) over onbelangrijke zaken
3 de lusten en de lasten: de negatieve en de positieve dingen
4 een aardje naar zijn vaartje (hebben): erg op zijn vader lijken
5 door weer en wind: door allerlei soorten weer; onder alle
 weersomstandigheden
6 met raad en daad (bijstaan): op alle mogelijke manieren (helpen)

Slide 21 - Diapositive

Einde les 3
Controlemoment: Cn kiest drie "thuis"leerlingen die binnen 3 minuten een foto van hun gemaakte opdrachten sturen via teams (individuele chat) of magistermail.

Volgende week: verder met het onderdeel "woordenschat" van H4 en toetsweek (bekijk de toetsstof!!!)
Fijn weekend!

Slide 22 - Diapositive