Diversiteit en Inclusie: Christelijke Stromingen

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Diversiteit en Inclusie: Christelijke Stromingen

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je de ontstaansgeschiedenis, belangrijkste uitgangspunten, feesten en gebruiken van christelijke stromingen benoemen en begrijpen hoe deze gekoppeld kunnen worden naar het werkveld.

Wat weet je al over christelijke stromingen?

Ontstaan en geschiedenis

Christendom ontstond in het Midden-Oosten en verspreidde zich over de hele wereld. De belangrijkste stromingen zijn katholiek, protestants en orthodox.

Belangrijkste uitgangspunten

De belangrijkste uitgangspunten zijn liefde, naastenliefde, vergeving en geloof in God. Deze vormen de kern van het christelijke geloof.

Feesten en gebruiken/gewoonten

Belangrijke feesten zijn Kerstmis, Pasen en Pinksteren. Gebruiken zijn bijvoorbeeld bidden, naar de kerk gaan en het vieren van sacramenten.

Koppeling naar het werkveld

In het werkveld is het belangrijk om rekening te houden met de diversiteit aan christelijke stromingen onder cliënten of collega's. Respect voor verschillende geloofsuitingen is cruciaal.

Knelpunten en verschillen met zorgstructuur in Nederland

Knelpunten kunnen ontstaan door onbegrip of onwetendheid over elkaars geloofsuitingen. In de zorg kunnen verschillen in ethische opvattingen en rituelen een rol spelen.

Interactieve werkvorm voor de klas

Laat de leerlingen in groepen een scenario bedenken waarin ze rekening moeten houden met verschillende christelijke stromingen. Daarna presenteren ze hun bevindingen aan de klas.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.