Diversiteit en Inclusie in Religieuze Stromingen

Diversiteit en Inclusie in Religieuze Stromingen

Lesdoel

Aan het einde van de les kunnen de studenten het ontstaan, geschiedenis, belangrijkste uitgangspunten, feesten en gebruiken/gewoonten van verschillende religieuze stromingen beschrijven en begrijpen hoe dit zich verhoudt tot het werkveld en de zorgstructuur in Nederland.

Wat weet je al over interculturele diversiteit en religieuze stromingen?

Christendom

Ontstaan: 1e eeuw in het Midden-Oosten. Belangrijke uitgangspunten: geloof in Jezus Christus als de Messias. Feesten: Kerstmis, Pasen. Gebruiken: bidden, kerkgang.

Islam

Ontstaan: 7e eeuw in het Midden-Oosten. Belangrijkste uitgangspunten: geloof in Allah en de profeet Mohammed. Feesten: Ramadan, Eid al-Fitr. Gebruiken: gebed, vasten.

Katholiek

Ontstaan: 1e eeuw in Rome. Belangrijkste uitgangspunten: paus als leider, sacramenten. Feesten: Allerheiligen, Maria Hemelvaart. Gebruiken: biechten, kerkelijke feestdagen.

Protestantisme

Ontstaan: 16e eeuw in Europa. Belangrijkste uitgangspunten: nadruk op Bijbel, individuele relatie met God. Feesten: Kerst, Pasen. Gebruiken: persoonlijk gebed, kerkdiensten.

Humanisme

Ontstaan: 14e eeuw in Europa. Belangrijkste uitgangspunten: nadruk op menselijke waardigheid en vrijheid. Geen specifieke feesten. Gebruiken: zelfreflectie, ethiek.

Jehova's Getuigen

Ontstaan: 19e eeuw in de VS. Belangrijkste uitgangspunten: getuigenis van Jehovah, afwijzing van bloedtransfusie. Feesten: Herdenking van de dood van Jezus. Gebruiken: evangelisatie, Bijbelstudie.

Koppeling naar het werkveld

Bespreking van knelpunten en verschillen met zorgstructuur in Nederland. Aanpak en omgang met diversiteit in de zorgpraktijk.

Interactieve werkvorm

Groepsdiscussie over verschillende casussen gerelateerd aan religieuze diversiteit in de zorgpraktijk.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.