§6 Laag Nederland

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 2

1.6   Het landschap in  Laag-Nederland

Pak een laptop

Login op lessonup.app

Weekplanning

Week 40	Week 41	Week 42	Week 43	Week 44	Week 45	Week 46
S.O. §1 t/m §3	H1 §4	H1 §5	Herfst vakantie	H1 §6 + Topo	Toetsweek Rep H1 + topo	H2 §1

Leerdoelen

1. Je weet wat veen is.

2. Je weet wat dijken en polders zijn.

3. Je begrijpt waarom er veel klei en veen in Laag-Nederland voorkomt en hoe de mens daar bruikbare landbouwgrond van heeft gemaakt.

4. Je moet op een topografische kaart de kenmerken van Laag-Nederland aangeven.

1.6 Laag-Nederland

Nederland zonder dijken

Laag Nederland: gebied beneden de zeespiegel.

NAP

Laag Nederland

• Grote delen van Nederland liggen dus onder NAP.
• Vaak onderspoeld.
• Hierdoor ontstonden stranden en duinen.
• Water kwam en sloeg gat. Hierdoor soort Waddenzee.
• Soms veel water, soms weinig water (eb en vloed).
• Klei op bodem --> moeras.
• Plantenresten --> veen

Noorden

In Friesland en Groningen liep telkens het land onder water.

Daarom bouwden ze terpen.

Later ook dijken.

Teken mee in je schrift

Polders

- Door de bouw van dijken rondom de terpen ontstonden polders.

 - Water wegpompen met molens / machines.

Grond met dode planten erin noemen we?

Waarvan is een terp gemaakt?

1. Klei
2. Afval
3. Mest

Welke maatregelen gebruikt Nederland om water buiten te houden?

Huiswerk

Wat: Volgende les is 1.6 (opdracht 1, 3, 4, 6) af 

op blz. 26-27 werkboek

Met wie: Zelfstandig / tweetallen

Hoe: Zacht praten & met atlas

Tijd: 20 minuten

Klaar: Herhaling paragraaf blz. 28-29 werkboek