Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Grammar 1
Slide 1 - Diapositive
Past Simple/verleden tijd
Waarom?
Als je wilt vertellen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Het gaat hier meer om het feit dat het is gebeurd en dat wil je even vertellen
Hoe ziet het eruit?
Werkwoord + ED of tweede rijtje onregelmatige werkwoorden.
Slide 2 - Diapositive
Past simple
Signaalwoorden in de zin?
L (last...)
A (ago ...)
D ( days...)
y (yesterday, year...)
Slide 3 - Diapositive
Is dit een past simple zin? I cook dinner every night.
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Is dit een past simple zin? Yesterday I played soccer.
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Is dit een past simple zin? I went to the store last week.
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Past continuous/ duurvorm verleden tijd
Waarom?
- Als iets in het verleden een langere tijd heeft afgespeeld en je wilt dit benadrukken.
- Iets speelde zich een langere tijd af en werd onderbroken.
- Er speelde tegelijkertijd iets anders af.
Hoe ziet de Past Continuous eruit?
Was/were (verleden tijd 'be') + werkwoord -ing
When/while
Slide 7 - Diapositive
Past Continuous/ voltooid tegenwoordige tijd
Een korte gebeurtenis (past simple) onderbreekt een lange gebeurtenis (past continuous).
1. I was watching television whenthe doorbell rang.
2. We were playing soccer when it started to rain.
3. Mum did the groceries while I was playing with my dog.
4. I was making a sandwich whenI dropped my knife.
Slide 8 - Diapositive
Present perfect
Wanneer?
Iets is vroeger begonnen en heeft nog steeds effect op het heden.
Hoe ziet de present perfect eruit?
Have of has + ww -ED of 3e rijtje onregelmatige werkwoorden
Signaalwoordjes
Since, for, ever, never, yet
Slide 9 - Diapositive
Present perfect
Voorbeeld zinnen:
I have abrokenarm for three weeks now.
We haveplayedsoccer yesterday, that is why I am tired.
She has gamedsince she was out of school
I have neverbeen to Brazil in my entire life.
Slide 10 - Diapositive
We ____ class for 20 minutes now
A
Have had
B
were having
Slide 11 - Quiz
He ______ since he was born
A
have breathed
B
was breathing
C
has breathed
D
were breathing
Slide 12 - Quiz
We _____ never____ so much in one lesson!
A
has learning
B
Was learned
C
Were learning
D
Have learned
Slide 13 - Quiz
Welke van de tijden is al helemaal klaar?
Slide 14 - Question ouverte
Bij welke van de tijden hebben we have of has nodig?
Slide 15 - Question ouverte
Welke van de tijden is een langere actie in het verleden?