Woordenschat hoofdstuk 1, vergelijking, metafoor, personificatie

Hoofdstuk 1 Woordenschat
We leren over: vergelijkingen, metaforen en personificaties
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1 Woordenschat
We leren over: vergelijkingen, metaforen en personificaties

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Beschrijf in eigen woorden wat een vergelijking is.

Slide 3 - Question ouverte

Aantekening Woordenschat h1
VERGELIJKING
 Twee dingen die op elkaar lijken staan naast elkaar: het object (o) en het beeld (b).
Voorbeeld: Je kamer (o) lijkt wel een slagveld (b).
Wat een schat (b) van een kind (b).

Slide 4 - Diapositive

Beschrijf in eigen woorden wat een metafoor is.

Slide 5 - Question ouverte

Metafoor
Bij een metafoor wordt het object weggelaten: het wordt vervangen door het beeld. Je moet zelf de betekenis vaststellen.
Voorbeeld: Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks (b). = heel onaardig meisje (o)

Slide 6 - Diapositive

Metafoor (2)
Werkwoorden kunnen een metafoor zijn.
Veronique vliegt (b) door die spannende boeken. = leest heel snel (o)

Slide 7 - Diapositive

Beschrijf in eigen woorden wat een personificatie is

Slide 8 - Question ouverte

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als levend persoon. 
Voorbeeld: Het schip danste op de golven. Het schip (danste) = personificatie

Slide 9 - Diapositive

1. Tijdens de najaarsstorm stoeide de wind met de bladeren.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 10 - Quiz

2. Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 11 - Quiz

3. De kamers in de jeugdherberg in Parijs leken wel een soort isoleercel.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 12 - Quiz

4 Wat een zwijnenstal is het hier.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 13 - Quiz

5. Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 14 - Quiz

6. Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 15 - Quiz

7. De kerktoren kijkt uit over de hele stad
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 16 - Quiz

Maak de vergelijking af:
8. Zo fris als een ...
A
kraaghagedis
B
lam
C
pup
D
hoentje

Slide 17 - Quiz

Maak de vergelijking af:
9. Zwijgen als het ...
A
graf
B
slot
C
huis
D
boek

Slide 18 - Quiz

Maak de vergelijking af:
10. Zo moe als een ...
A
koe
B
paard
C
mol
D
hond

Slide 19 - Quiz

Zelfstandig werken
- Lees de theorie op blz. 24
- Maak opdracht 1 en 2 op blz. 25

Slide 20 - Diapositive