aardrijkskunde

zee
1 / 50
suivant
Slide 1: Carte mentale
AardrijkskundeBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

zee

Slide 1 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ziet droge zeeklei eruit?
A
Het ziet er brokkelig uit en heeft scheuren
B
De bovenste laag is egaal
C
Dat zie je niet

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is 'NIET' goed?
Een kwelder...
A
Daar kunnen planten op groeien
B
Als het droog is, kan er vee op staan
C
Het is opgebouwd uit zand en slipdeeltjes. Het lijkt op een weiland.
D
Is een rivier

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een polder?
The 80,000 inhabitants of a neighbourhood round the Banger canal in Semarang on the island of Java in Indonesia think nothing of it.

The people who live in this five-square kilometre area are used to the fact that water from the Java Sea flows through their streets every day.

Slide 9 - Diapositive

Dit is het model zoals ze het gebruikt hebben voor de tentoonstelling voordat ze het gingen maken. 
Andere polders zijn veengebieden. Deze gebieden waren erg drassig. Ze werden ingepolderd om er landbouwgrond van de maken. Eerst werd een dijk aangelegd, daarna groef men sloten en vaarten om het water af te kunnen voeren. De Krimpenerwaard is een voorbeeld van zo´n polder. 
Wat doen de gemalen NIET
A
pompen het overbodige water uit een rivier
B
Die halen het zand uit een rivier
C
Die pompen water in de polder als het te droog is

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zou er gebeuren als Nederland geen dijken of duinen zou hebben?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

  1. Wat zie je op deze plek? Wat is het nu? Hoe weet je dat?
  2. Waarom is het daar? Waarom ziet het er daar zo uit?
  3. Wat was het vroeger? Hoe zijn jullie daar achter zijn gekomen?
  4. Waarom wordt de ruimte nu anders gebruikt? Hoe denken jullie dat het zo gekomen is?   
  5. Zouden de mensen er blij mee zijn? Wat vinden jullie ervan?
  6. Was het vroeger beter? 


De vragen 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ga op zoek naar hoe de ruimte vroeger gebruikt werd en hoe het nu is. 
Elke groep  krijgt een adres.

Jullie nemen mee: 
  • een plattegrond van Lekkerkerk
  • twee schriften en pennen 
  • een ipad om foto´s mee te maken 
  • een vragenlijst met vragen die jullie gaan onderzoeken
De opdracht

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderzoeken hoe plekken vroeger  werden gebruikt en nu.  

Ontdek dit in groepjes door: 
  1. goed te kijken, na te denken en te overleggen
  2. informatie te vinden door bordjes, naamplaatjes en jaartallen op gebouwen 
  3. informatie te krijgen van mensen die daar zijn. 
Wat gaan we doen?

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1850
2020

Slide 16 - Diapositive

Wat is er veranderd? 
Veel meer huizen
Hoe komt dat?  Er wonen veel meer mensen, de bevolking is gegroeid, meer mensen gaan in een dorp wonen omdat ze daar meer winkels hebben, school. Mensen krijgen een auto. Er is meer geld gekomen om huizen te bouwen. 
Hoeveel jaar verschil? (140 jaar) 

Slide 17 - Diapositive

95% van alle Europese polders ligt in Nederland dat betekent dat wij heel veel polders hebben. Het is typisch Nederlands, we hebben zoveel water veranderd in land, dat we mensen dit wel eens zeggen. 
Emmastraat 1: gele groep
Veerdienst: groene groep
De Werf 16: rode groep
Voorstraat 66 blauwe groep
N
Z
O
W

Slide 18 - Diapositive

De omgeving wordt opgesplitst in 5 delen voor elk groepje. Vragen bij veldwerk. Hoe werd deze ruimte vroeger gebruikt? Hoe was het ingericht? 
Transport.
roeger een overgang naar de overkant. Nu nog steeds maar boten zijn moderner.  Mensen hun behoefte is niet veranderd. Eerst een scheepswerf, nu moderne dikke villa´s. 
VOORMALIGE LEERLOOIERIJ
VOORSTRAAT 66
Het pand aan Voorstraat 66 was vroeger
een leerlooierij. Aan de gevel hing een
stenen ossenkop die later is verplaatst
naar het kantoorpand van de voormalige firma Luijten. De stenen ossenkop
is diverse malen gerestaureerd, totdat
dit niet meer mogelijk was. De replica
is gemaakt van kunststof en deze is op
Open Monumentendag te zien
Bedenk welk ambacht is verdwenen? Welke ruimte werd gebruikt voor het ambacht? Wanneer was dat? Hoe is de ruimte daarna gebruikt? Hoe wordt deze ruimte nu gebruikt? Hoe zou dat komen? Maak foto´s van dingen die er nog aan herinneren. 
Praat met zoveel mogelijk mensen die je tegenkomt. 
Hoe kwam dat? Maak foto´s van 
Directeurs
VOORSTRAAT 17
Na het onderzoek 
Les 2  
  • Check jullie antwoorden en foto´s
  • Overleg met de groep 
  • Verdeel taken voor een presentatie 
  • Maak de presentatie en oefen 

Les 3 
  • Presenteer ´jullie plek´ 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Landschappen
In Nederland zijn allerlei landschappen.

Je herkent een landschap aan verschillende dingen. 
Die noem je landschapskenmerken

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Landschappen
In Nederland komen de volgende landschappen voor:

  • bos
  • heide
  • duinen
  • stuifzand
  • water

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Landschappen
Landschappen zien er verschillend uit. 
Dat komt door de grondsoort

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Grondsoorten
De bodem in Nederland kan bestaan uit zand, klei of veen.
Op zand groeit heide heel goed.
Op klei groeien de meest gewassen weer beter. 

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zandlandschap
Een zandlandschap heeft een zandbodem.
Die is vaak begroeid met bos of heide

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zandlandschap
Zand bestaat uit heel veel korreltjes steen.

Je vindt zandlandschap bijvoorbeeld op De Hoge Veluwe en De Sallandse Heuvelrug.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Boslandschap
In een bos heb je verschillende lagen, die allemaal hun eigen begroeiingen hebben.


Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Heide-landschap
Als je van juli tot september naar de hei gaat zie je allemaal paarse bloemetjes. Wat zijn dat eigenlijk voor bloemetjes? En hoe komen die grote heidenvelden daar? 


Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Duinlandschap
Een duinlandschap herken je aan duinen.
Dicht bij de zee.

Een duinlandschap vind je bijvoorbeeld bij Texel of Schiermonnikoog. 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Duinlandschap
Langs de Nederlandse kust liggen duinen in een rij achter elkaar. Hoe zijn deze duinen eigenlijk ontstaan?


Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zeekleilandschap
In het noorden van Nederland zit klei in de grond.
Klei lijkt op zand, alleen heeft het veel fijnere korreltjes. 

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zeekleilandschap
Je vindt zeekleilandschap onder meer bij Lauwersmeer en de Oosterschelde.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar of niet waar?

Klei en zand bestaan allebei uit korreltjes steen
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Veenlandschap
Veen ontstaat in een moeras of ondiep water.
Het bestaat uit dode planten die naar de bodem zakken. 

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Veenlandschap
In een veenlandschap vind je veel water.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Veenlandschap
In de Middeleeuwen haalden mensen veen uit de bodem.
Ze lieten het drogen: dan krijg je turf.
Dat gebruikten ze als brandstof

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rivierlandschap
Er stromen grote rivieren door Nederland.
Langs die rivieren is het rivierlandschap

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb in deze les nieuwe dingen geleerd.
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Polders
Een groot deel van Nederland ligt lager dan de zee. 
Om deze lage delen zijn al lang geleden dijken gebouwd. 
Anders zou het land daar overstromen. 

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Polders
Zo'n laag gebied met dijken erom heen noemen we een polder
Vroeger was daar water. 
Een polder heeft veel sloten om het vele water in de polder weg te laten stromen.
Anders kunnen we niet in de polder wonen of kunnen de boeren er niet werken.
Meestal staat er aan het eind van de sloot of het kanaal een gemaal om het water uit de polder weg te pompen. 

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beken en rivieren
Ook door beken en rivieren kan water wegstromen, net als bij sloten.
Ze zijn alleen niet gegraven door mensen, maar door de natuur gemaakt. 

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kanalen
Kanalen zijn wateren die gegraven zijn door mensen.
Meestal is het kanaal gegraven om er boten op te laten varen. 

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meren
Een meer kan door de natuur gemaakt zijn, maar ook door de mens.
Het is eigenlijk een hele grote waterplas.
Groter dan een vijver, maar kleiner dan een zee. 

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sloten, beken, meren en kanalen
Bijna overal in Nederland vind je water.
In de polder zie je rechte sloten.
In de heuvels zie je kronkelende beekjes. 

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sloten
Als het hard geregend heeft, kan het water door de sloten wegstromen.
Dat is vooral nodig in de lagere delen van Nederland.
Anders is het land veel te nat om akkers om te ploegen of om er huizen op te bouwen.
Sloten zijn gegraven door mensen

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Achter de duin ligt lager land. Neder = laag. 
Nederland ligt dus laag. Als er geen duinen en dijken waren zou Nederland overstromen. 
3
Ook verderop in Nederland zijn dijken. Ze zijn alleen niet zo hoog als de duinen. 
We noemen ze binnendijken. De dijk die de zee tegenhoudt noemen we een zeedijk. Goed onthouden! 


4
Hier zie je een duin. Een heuvel van zand bij het strand. De natuur heeft de duin gemaakt. Hoe? Klik hier. 
Maar soms maken wij mensen ook duinen door zand op te stapelen. Want golven van de zee en de wind maken de duinen stuk. 
Meer weten? Klik hier. 

2
Nederland overstroomt niet omdat overal OM Nederland heen dijken en duinen zijn. Ze zijn dus erg belangrijk!
Nederland heeft de allerlangste dijk van Europa! De
Afsluitdijk van 32 kilometer lang!

3,5
Nederland ligt onder de zeespiegel. Wat is de zeespiegel? 
Klik hier.
De Noordzee stroomt niet over ons een wegens onze dijken.
Dijken zijn hoog gemaakte heuvels grond die water tegenhouden.
Wij mensen hebben ze gemaakt.

1

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

van een sloot naar land
Zo'n groot meer moest worden droog gemaakt voor landbouw en bebouwing. 
Dat noemen we een polder. 
Eerst werden polders droog gemaakt met windmolens, denk maar aan Kinderdijk bij Alblasserdam. Omdat deze afhankelijk waren van de wind en bij geen wind het risico dat het water terug de polder in zou kunnen stromen en technische vooruitgang werden gemalen uitgevonden. Deze werken op elektriciteit en werken dag en nacht. 

Een polder kun je herkennen op de kaart, kijk maar naar de volgende dia, waar herken je een polder aan op de kaart?

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Boeren regelen de waterstand met een ...
A
sluis
B
gemaal
C
stuw

Slide 50 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions