Domein B2

• Maatschappijwetenschappen
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Domein B2

5.1 Politieke socialisatie

POLITIEKE SOCIALISATIE

Het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de groep(en) en samenleving waar mensen toe behoren. 

Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.

POLITIEKE CULTUUR

Opvattingen, normen, waarden, houdingen en verwachtingen die in een samenleving bestaan over de politiek.

Samenwerken of conflict?

Verplicht stemmen of vrijwillig?

Vertrouwen of wantrouwen?

Domein B2

5.2 Politieke ideologieën en stromingen

Links - midden-Rechts

Links

• Progressief
• Gelijke kansen, macht en inkomen
• Actieve overheid

Rechts

• Conservatief
• (Inkomens)ongelijkheid is onvermijdelijk
• Passieve overheid

Progressief - Conservatief

Progressief

• Gericht op verandering, vooruitstrevendheid

Conservatief

• Gericht op het behoud, terugkeer naar traditionele      normen en waarden.

Materialisme - post-materialisme

Materialisme

• Het enige wat telt is geld

Post-materialisme

• Je beschikt over voldoende geld, maar je vindt in feite geld en bezit niet zo belangrijk

IDEOLOGIE

Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden,

meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen.

Heeft ideeën over:

1. Politiek (verdeling macht)
2. Economie (verdeling productie/distributie)
3. Samenleving (hoe groot mag de vrijheid zijn)

CONFESSIONALISME

1. Naastenliefde / solidariteit
2. Christelijk geloof
3. Gespreide verantwoordelijkheid
4. christelijke waarden en samenwerking in maatschappelijke verbanden zoals verenigingen, scholen en kerken;  samenwerking
5. Organische maatschappij
6. Zorgzame samenleving

LIBERALISME

1. Individuele vrijheid
2. Geen grote overheidsbemoeienis
3. Particulier initiatief
4. Vrijemarkteconomie
5. Individuele verantwoordelijkheid
6. Geen fundamentele tegenstellingen tussen mensen

SOCIALISME

1. Gelijkheid
2. Solidariteit
3. Actieve en intensieve rol voor de overheid
4. Nivellering (inkomensverschillen verkleinen)
5. Democratisering
6. Nadruk op economische tegenstellingen
7. Tegen maatschappelijke ongelijkheid