Wat levert het op hfdst 5. Economie

Agenda 27 maart 2024.
  • Hoe gaat het?
  • Opdrachten van 5.4 maken
  • Herhalen par. 5.1 t/m 5.4
  • Rekenopdrachten
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Agenda 27 maart 2024.
  • Hoe gaat het?
  • Opdrachten van 5.4 maken
  • Herhalen par. 5.1 t/m 5.4
  • Rekenopdrachten

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe gaat het vandaag?
A
😴
B
☹️
C
🤡
D
🙂

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nu!
Blz 142 t/m 145
opdrachten 54, 57, 58, 60 en 65 

Zelfstandig aan de slag.
Heb je een vraag? Steek je hand op!
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is economie en waarom is dit vak belangrijk denk je?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

MARKETING
Wat weet je van marketing?

Slide 5 - Diapositive

Groepjes krijgen één blad en één pen. Om de beurt schrijven ze iets op wat met de marketing te maken heeft en ze noemen dat ook in hun groep.
Daarna een rondje door de klas. Eén groepje noemt een ding. Zo de klas door tot er geen nieuwe dingen meer genoemd worden.

De Albert Cuyp weekmarkt is een voorbeeld van een:
A
Concrete markt
B
Abstracte markt

Slide 6 - Quiz

Concrete markt - Afgesproken tijden verhandelen van goederen (zichtbare markt, beide partijen zijn fysiek aanwezig)
Leg uit wat 'vraag en aanbod' betekent.

Slide 7 - Question ouverte

Aanbod = alles wat producenten te koop aanbieden. 
Vraag = alles wat consumenten willen kopen
Wat is een groothandel?

Slide 8 - Question ouverte

Een groothandel is een (commerciele) bedrijf dat goederen inkoopt en verkoopt aan andere bedrijven. Een groothandel levert dus niet aan een particulier.
Groothandels leveren vaak aan de detailhandel welke weer doorverkoopt aan de consument. De groothandel verkoopt vaak grootverpakking of pallets producten in grotere aantallen.

Wat betekent afzet?
A
Aantal verkochte producten
B
Inkomsten van het bedrijf
C
Totaal bedrag van de verkopen
D
Aantal ingekochte producten

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe bereken je de omzet?
A
Brutowinstopslag x verkoopprijs
B
Afzet x verkoopprijs
C
Inkoopprijs x verkoopprijs
D
Afzet x inkoopprijs

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe bereken je de verkoopprijs?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je iets in een winkel koopt, kun je aan het prijskaartje zien wat het kost.
Welke prijsinformatie vind je na het betalen terug op de kassabon?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staat de afkorting btw voor?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat staat er op jouw verlanglijstje of waar ben je voor aan het sparen?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom werden zonnebrand en tandpasta in 2016 goedkoper?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Eten in een restaurant is niet echt een basisbehoefte. Toch betaal je er maar 9% btw.
Geef hier een verklaring voor.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

What's up?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een slee kost exclusief btw €10,-. Het btw tarief is 21%, wat is de consumentenprijs?

Slide 20 - Question ouverte

10 x 0,21 = 2,10 (btw)
10 + 2,10=12,10
De consumentenprijs van een paar Nike's is €180,-. Btw tarief is 21%
Wat is de prijs exclusief btw?

Slide 21 - Question ouverte

180 : 121 x100= 148,76
Waarom is btw een indirecte belasting?

Slide 22 - Question ouverte

Belasting die je via een winkelier aan de overheid betaalt
Sommige supermarktketens laten hun eigen producten maken, zoals koffie, frisdrank, spaghetti en koekjes.
Welk voordeel kan een supermarkt hier volgens jou van hebben?

Slide 23 - Question ouverte

Voor hun ‘eigen merk’ betalen supermarkten een lagere inkoopprijs. Zo maken zij meer winst. Of ze kunnen zo de verkoopprijs verlagen, waardoor ze meer verkopen en meer verdienen.
Om te concurreren proberen winkeliers hun producten tegen een zo laag mogelijke inkoopwaarde in te kopen.
Leg uit waarom een lage inkoopwaarde helpt om beter te kunnen concurreren.

Slide 24 - Question ouverte

Als de inkoopprijs laag is, kan de verkoopprijs ook laag zijn. Met een lage verkoopprijs kan een supermarkt beter concurreren.

Als Albert Heijn voor alle AH-winkels in Nederland een grote hoeveelheid tomaten inkoopt, is de inkoopprijs lager dan wanneer een zelfstandige groenteboer tomaten koopt.
Verklaar waarom Albert Heijn minder betaalt dan de zelfstandige groenteboer

Slide 25 - Question ouverte

Er zijn twee verklaringen:
- Door veel producten tegelijk in te kopen, bespaart de kweker op kosten, zoals vervoer, verpakking, personeel. Lagere kosten betekent dat de prijs lager kan worden.
- Albert Heijn kan van de kwekers eisen dat ze hun tomaten voor een lage prijs aan AH verkopen. Als de kwekers daaraan niet meewerken, verliezen ze AH als klant en dan lopen ze veel inkomsten mis
Huiswerk?
Oefentoets maken op blz. 149

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions