Les 23-11-2020, 3.9 t/m 3.16

Planning voor de les:
20 minuten: KWT
4 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
15 minuten: uitleg 
20 minuten: aan het werk!

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Planning voor de les:
20 minuten: KWT
4 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
15 minuten: uitleg 
20 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Diapositive

Aan de slag!
Wat? Keuzewerktijd 
Hoe? Volgens het stoplicht
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat 
Uitkomst? Je hebt geoefend met leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak

timer
20:00

Slide 2 - Diapositive

Wat is de mediaan van
onderstaande reeks van getallen?
1, 2, 7, 10, 15
timer
1:00

Slide 3 - Question ouverte

De rente op je spaarrekening is hoger dan de inflatie. Hierdoor neemt je koopkracht ....
A
Af
B
Toe
C
Blijft gelijk

Slide 4 - Quiz

Wat is de mediaan van
onderstaande reeks van getallen?
1, 2, 7, 9, 10, 15
timer
1:00

Slide 5 - Question ouverte

Leerdoelen:
1. Je kan het deel van het geheel berekenen,
2. Je kan van deel naar geheel rekenen.
3. Je kan de procentuele verandering berekenen.

HUISWERK: Opdrachten 3.9 t/m 3.16

Slide 6 - Diapositive

Een percentage berekenen
Formule: wat : waarvan x 100 (of deel : geheel x 100)
Voorbeeld: De bevolking bestaat uit 16,5 miljoen inwoners. Er zijn 400.000 inwoners werkloos.
Hoeveel procent van de bevolking is werkloos?
➢ Wat = wat wil je berekenen? Dat is 400.000 inwoners
➢ Waarvan = het totaal en is 100%, dat is hier 16,5 miljoen
➢ Formule invullen
➢ 400000 : 16500000 = 0,0242424
➢ Let op achter 165 komen 5 nullen, als je er 6 nullen achter zet staat
er 165 miljoen.
➢ 0,0242 X 100= 2,42%
➢ Antwoord = (afgerond op twee decimalen: ) 2,42%

Slide 7 - Diapositive

Stel, je inkomen per maand is € 250. Je geeft € 50 uit aan kleding. Hoeveel procent van je inkomen geef je uit aan kleding?

Slide 8 - Question ouverte

Uitwerking
WAT wil je weten in procenten? € 50
WAARVAN wil je dit weten? € 250
50 : 250 = 0,2
0,2 x 100 = 20%

Slide 9 - Diapositive

Hoeveel procent is 672 van 1.200?
A
0,56 %
B
5,6%
C
17,8%
D
56 %

Slide 10 - Quiz

Uitwerking
WAT wil je weten in procenten? € 672
WAARVAN wil je dit weten? € 1200
672 : 1200 = 0,56
0,56 x 100 = 56%

Slide 11 - Diapositive

Van deel naar geheel
Op je spaarrekening heb je na 1 jaar € 7,50 rente ontvangen. Her rentepercentage op je spaarrekening is 5%. Welk bedrag stond op je spaarrekening aan het begin van het jaar? 

€ 7,50 is het deel, dit is 5% en je wilt weten wat 100% is

€ 7,50 / 5 x 100 = 150


Slide 12 - Diapositive

Amy spaart per maand € 7. Dat is 35% van haar zakgeld. Bereken
hoeveel zakgeld Amy per maand krijgt.


timer
1:00

Slide 13 - Question ouverte

Uitwerking






                                                              : 35                         x 100
Bedrag
7 euro
0,2 euro
20 euro
Percentage
35%
1%
100%

Slide 14 - Diapositive

Bij een bank is 35,7% van de rekeningouders jonger dan
35 jaar. Dat zijn bij elkaar 751.358 rekeninghouders.
Bereken het totale aantal rekeninghouders bij deze bank

Rond je antwoord af op een heel getal
timer
1:00

Slide 15 - Question ouverte

Uitwerking






                                                              : 35,7                      x 100
Houders
751.358
21.046
2.104.644
Percentage
35,7%
1%
100%

Slide 16 - Diapositive

De huishoudelijke uitgaven van de familie Okkels bedragen € 700 per
maand. Dat is 24% van hun inkomen, terwijl ze elke maand 5% van hun
inkomen sparen. Bereken het maandelijkse spaarbedrag van de familie.

timer
1:00

Slide 17 - Question ouverte

Uitwerking






                                                              : 24                         x 5
Bedrag
700 euro
29,17 euro
145,83 euro
Percentage
24%
1%
5%

Slide 18 - Diapositive

Met welke formule bereken je de stijging, groei, afname of daling in procenten?
A
nieuw-oud : oud x 100
B
(nieuw-oud) : oud x 100
C
(oud - nieuw) : 100
D
(deel : geheel) x 100

Slide 19 - Quiz

Een prijsverschil in procenten berekenen

  1. Reken het prijsverschil in euro’s uit.
  2. Deel het prijsverschil door de prijs waarmee je het vergelijkt.
  3. Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er het %-teken achter.

Slide 20 - Diapositive

Formule
(Nieuw - oud) : oud x 100%

Slide 21 - Diapositive

Een Peugeot scooter kost € 2.129. Een Kymco scooter kost € 1.749.
Hoeveel procent is de Peugeot duurder dan de Kymco? Rond af op 2 decimalen.

Slide 22 - Question ouverte

(Nieuw - oud) : oud x 100%
(1749 - 2129) : 2129 x 100% = - 17,85%

Dus 17,85% goedkoper!

Slide 23 - Diapositive

Ik koop een nieuwe smartwatch voor 300 Euro. Ik krijg 45 euro korting, hoeveel procent is dit?
A
30%
B
15%
C
25%
D
10%

Slide 24 - Quiz

(Nieuw - oud) : oud x 100%
Nieuw = 300 - 45 = €255
(255 - 300) : 300 x 100% = -15%

Dus 15% goedkoper!

Slide 25 - Diapositive

Aan de slag!
Wat? Opdrachten 3.9 t/m 3.16
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak of ga verder met de opgaven van economie.

timer
20:00

Slide 26 - Diapositive

HUISWERK
Opdrachten 3.9 t/m 3.16

Slide 27 - Diapositive