De keuzevoorzetsels 4 Havo Kapitel 2

Vorbereitung
Handys in die Handytasche packen;
Tasche auf dem Boden;
Buch auf dem Tisch;
Aufpassen!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vorbereitung
Handys in die Handytasche packen;
Tasche auf dem Boden;
Buch auf dem Tisch;
Aufpassen!

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Jullie weten wat keuzevoorzetsel zijn.
Jullie kennen het verschil tussen keuzevoorzetsel en gewone voorzetsel.
Jullie kunnen de regel van de keuzevoorzetsel toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Die Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen zijn keuze voorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
Waarom heten ze keuze voorzetsels? Dit komt doordat ze soms een derde naamval genereren en soms een vierde.  

Mag je zelf kiezen? Nee, in het volgende schema ga je zien hoe jij de juiste keuze maakt.  

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Samengevat.....
Bekijk je gemaakte aantekeningen en vul aan!
De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
an: aan, op
auf: op
hinter: achter
in: in, over
neben: naast
über: boven
unter: onder
vor: voor
zwischen:tussen

Slide 5 - Diapositive

Samengevat.....
Zie je één van deze voorzetsels in de zin staan en je moet daarna een pers.vnw, lidwoord etc invoeren dan moet je jezelf de volgende vragen stellen om te bepalen welke naamval het pers.vnw, lidwoord etc krijgt. 

Is het op een plek? Wo? Dan krijgt het pers.vnw een 3e naamval. Ook als je kunt vragen wann? krijgt het een 3e naamval. 
Is het een beweging en kun je dus vragen wohin? Dan krijg je een 4e naamval

Slide 6 - Diapositive

De 7/2 regel
Soms kun je niet vragen waar/waarheen of wanneer en dan gaat bij deze voorzetsels de 7/2 regel in. Dat houdt in dat auf en über altijd een 4e naamval krijgen en de overige 7 voorzetsels een 3e naamval krijgen. 


Slide 7 - Diapositive

De 7/2 regel
Voorbeeld: 
Ik wacht op mijn vriend.
Ich warte auf mein..... Freund. 
Als je zou zeggen "Ich warte auf meinem (3e naamval) Freund". Dan zit je letterlijk op je vriend en wacht je daar, dus als je wilt zeggen dat je  vriend er nog niet is en dat je dus op hem wacht, dan zeg je dus: "Ich warte auf meinen Freund".  
Op de volgende dia zie je nog een voorbeeld. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Ich gehe morgen nicht in ....... Schule (v).
A
die
B
der

Slide 11 - Quiz

Das Papier liegt unter ...... Teppich(m).
A
dem
B
den

Slide 12 - Quiz

Ich legte mich auf ........ Bett(o).
A
meinem
B
mein

Slide 13 - Quiz

Sie will nur neben ....... Freund (m) schlafen.
A
ihrem
B
ihren

Slide 14 - Quiz

Früher wohnten wir über ....... Bäcker(m).
A
einem
B
einen

Slide 15 - Quiz

Lege die Kartoffeln in ..... Wasser(o).
A
dem
B
das

Slide 16 - Quiz

Setz dich mal in ..... Sessel(m)da!
A
dem
B
den

Slide 17 - Quiz

Die Zeitung liegt schon wieder unter .... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 18 - Quiz

Ich sitze auf ....... Pferd(o) und warte auf......Freund(m).
A
dem, dem
B
das, den
C
dem, den
D
das, dem

Slide 19 - Quiz

Lastig?
Vond dit nog lastig, kijk dan de volgende video. 

Slide 20 - Diapositive

0

Slide 21 - Vidéo

Maakwerk
Maak de opdrachten 40, 41,42, 43 en 44. (S.83/85)
Opdracht 40, vertaal de voorzetsel in de tekst op S. 81 en pas toe of zij voorzetsel met de 3e, 4e of keuzevoorzetsel zijn.
Opdracht 41,42 en 42: bepaal of de 3e of 4e naamval te pas komt.
Opdracht 44: Maak hele zinnen en pas de regels van de keuzevoorzetsel toe.

Slide 22 - Diapositive