2.3 Herhalingstoetsje

Herhalingstoets

Paragraaf 2.3
Beweging
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Herhalingstoets

Paragraaf 2.3
Beweging

Slide 1 - Diapositive

1.1. Je kunt de beenverbindingen in het skelet benoemen en aangeven hoe beweeglijk ze zijn.
2. Je kunt de onderdelen van een gewricht benoemen en hun functie geven.
3. Je kunt drie soorten gewrichten in het skelet benoemen en omschrijven welke bewegingen ze maken.
4. Je kunt uitleggen hoe spieren botten laten bewegen.
(5. Je kunt de onderdelen in een spier benoemen en uitleggen hoe een spier samentrekt. )

Slide 2 - Diapositive

Hoe goed ken je 2.3 al?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Sondage


Hoe heet gewricht nummer 4?
A
rolgewricht
B
zadelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht

Slide 4 - Quiz


Hoe heet gewricht nummer 5?
A
rolgewricht
B
zadelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht

Slide 5 - Quiz


Hoe heet is onderdeel Q?
A
spierschede
B
pees
C
spiervezel

Slide 6 - Quiz


Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 7 - Quiz



hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
Als een spier samentrekt:
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner

Slide 8 - Quiz


Als je de armbuigspier samentrekt, wordt de onderarm ..1.. getrokken. De arm wordt dan ..2..
Welke woorden passen op de lege plekken?
A
1=omlaag 2=gestrekt
B
1=omlaag 2=gebogen
C
1=omhoog 2=gebogen
D
1=omhoog 2=gestrekt

Slide 9 - Quiz


Als deze spieren aanspannen dan...
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gebeurt er niets in de pols
D
gaat de pols draaien

Slide 10 - Quiz


Door welk deel van het gewricht wordt gewrichtssmeer gemaakt?
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsband
D
kraakbeenlaagje

Slide 11 - Quiz


Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid.
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsbanden
D
kraakbeenlaagje

Slide 12 - Quiz


Welk weefsel is spierweefsel?
A
R
B
S
C
T

Slide 13 - Quiz


Welk weefsel is beenweefsel?
A
R
B
S
C
T

Slide 14 - Quiz


Door welk deel van het gewricht wordt gewrichtssmeer gemaakt?
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsband
D
kraakbeenlaagje

Slide 15 - Quiz


Hoe heet het laagje vloeistof dat tussen de botten in het gewricht zit en ervoor zorgt dat de botten soepel langs elkaar kunnen bewegen?
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsband
D
kraakbeenlaagje

Slide 16 - Quiz

.
Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsbanden
D
kraakbeenlaagje

Slide 17 - Quiz

Welke verbinding is het minst beweeglijk?
A
Naad
B
Gewricht
C
Kraakbeen
D
Vergroeid

Slide 18 - Quiz

Welke verbinding is het meest beweeglijk?
A
Naad
B
Gewricht
C
Kraakbeen
D
Vergroeid

Slide 19 - Quiz

Houdt de botten bij elkaar en maakt gewrichtssmeer
Geeft extra versteviging 
Dit draait in de gewrichtskom
Voorkomt dat botten slijten.
Hierin draait de gewrichtsknobbel
Gewrichtsknobbel
Gewrichtskapsel
gewrichtsbanden
gewrichtssmeer
kraakbeen
Gewrichtskom

Slide 20 - Question de remorquage

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein
A
Spieren spiercellen spierstelsel
B
Spierstelsel Spieren Spiercellen
C
Spiercellen spieren spierstelsel

Slide 21 - Quiz

De pezen zitten vast aan
A
je vel
B
je huid
C
je bot
D
je cellen

Slide 22 - Quiz