1VE: A - écouter + B - lire

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui, c'est le ...
Objectif: Aan het einde van de les ken je woorden die te maken hebben met eten en iets bestellen

Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
- Correction: (p. 61) + B - Lire - exercice 9 & 10 (p. 66)
- Vocabulaire A - prononciation
- A - écouter (page 62): exercice 5, 6 & 7 (phrases exercice 7 PP)
- PW bespreken

Slide 2 - Diapositive

ik 
jij
hij  / zij / men
wij
jullie / u
zij
zij 
vous
je
nous
ils
il / elle / on
tu
elles

Slide 3 - Question de remorquage

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :

Slide 4 - Diapositive

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 5 - Quiz

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 6 - Quiz

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 7 - Quiz

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 8 - Quiz

B - lire(page 66)

Correction
Lire B

- Faire exercice 10c, 11ab & 12a

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Le thé
Le chocolat chaud
Le pain
Les céréales
Le croissant
Le café
Le lait
Le jus d'orange
Les fruits
La confiture

Slide 11 - Question de remorquage

Wat is:

une poire
A
B
C
D

Slide 12 - Quiz

Wat is:

le beurre
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Wat is:

la farine
A
B
C
D

Slide 14 - Quiz

Wat is:

les céréales
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Drinken
Eten
le jus de fruit
la tartine
le sel
le café
le lait
la farine
le légume
le pain
le sucre

Slide 16 - Question de remorquage

Slide 17 - Diapositive

Le vocabulaire
Les phrases

Slide 18 - Diapositive

Au travail!
Prêt? Slim stampen 
En silence, zodat iedereen zich kan concentreren

Slide 19 - Diapositive