NT2 Bijvoeglijke naamwoorden (les 12 Basisgrammatica)

Bijvoeglijke naamwoorden
"HOE"
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Bijvoeglijke naamwoorden
"HOE"

Slide 1 - Diapositive

Welke 'HOE' woorden
ken jij?

Slide 2 - Carte mentale

De rozen zijn mooi

Het meisje is lief                

De man is dik         

Het raam is vies         



De mooie rozen           

Het lieve meisje      

De dikke man        

Het vieze raam           

Slide 3 - Diapositive

Het boek is groot
Het ...... boek
A
groot
B
groote
C
grote
D
grotte

Slide 4 - Quiz

De vrouw is doof
De ...... vrouw
A
doofe
B
dove
C
doove
D
doffe

Slide 5 - Quiz

De jas is rood
de ..... jas
A
roode
B
rodde
C
rode
D
roote

Slide 6 - Quiz

De man is boos
de .... man
A
bose
B
booze
C
bozze
D
boze

Slide 7 - Quiz

De flat is hoog
de .... flat
A
hoge
B
hooge
C
hogge
D
hoog

Slide 8 - Quiz

De kast is wit
de .... kast
A
wit
B
wite
C
witte
D
wiete

Slide 9 - Quiz

De jurk is lang
de .... jurk
A
lang
B
lange
C
laange
D
langge

Slide 10 - Quiz

De fles is vol
de ...... fles
A
vol
B
vool
C
voole
D
volle

Slide 11 - Quiz

De man is groot
de .... man
A
grote
B
groote
C
grotte
D
grootte

Slide 12 - Quiz

De leeuw is sterk
de ..... leeuw
A
sterk
B
sterke
C
sterkke
D
strekke

Slide 13 - Quiz

Het meisje is mooi
Het ..... meisje

Slide 14 - Question ouverte

De man is kaal
De ..... man

Slide 15 - Question ouverte

De olifant is grijs
De ..... olifant

Slide 16 - Question ouverte