P4 Week 1 Lesson 1&2 Phone calls in English

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

INTERNATIONAL COMMUNICATION

aka ENGLISH

Could you spell that please?

f

What's the date?

Months of the year

January

February

March

April

May

June

July

August

September

October

November

December

Ordinal numbers

Hoe schrijf en zeg je een datum?

Je zegt

the/ rangtelwoord/ of/ maand/ jaar

The 5th of January 2020

The 23rd of August 2006

The 1st of April 1972

The 3rd of July 1998

The 28th of June 2021

(nodig voor je telefoongesprek)

Je schrijft

nummer/ maand/ jaar

5 January 2020

23 August 2006

1 April 1972

3 July 1998

28 June 2021

(nodig voor je email) 

22. Luister en schrijf op.
What date is our appointment?

23. Luister en schrijf op.
What date is our appointment?

24. Luister en schrijf op.
What date is our appointment?

25. Luister en schrijf op.
What date is our appointment?

What's the number?

Chunk telephone numbers

081 330 640 637

(081) (330) (640) (637)

Time

Voor de tijd gebruik je at         Voorbeeld: Meet me at 10.15 16.30 = 4.30 / four thirty

Zeg het uur + zeg de minuten

om 15.10 = at three ten

 om 09.30 = at nine thirty

om 16.45 = at four forty five

om 11.00 = at eleven o'clock (alleen bij het hele uur)

Mix and mingle 

Listen to your classmates and fill out your form with information. 

Don't cheat!

INTERNATIONAL COMMUNICATION

aka ENGLISH

Have you ever made any English telephone conversations? Yes/No? What was it about?

What do you find tricky about English telephone conversations?

lever

regret

mutant

janitor

the ropes

to dash

gorge

head start

remote

spijt

op afstand

run

voorsprong

You have 17 minutes!

Can you all get to the other side of the rope bridge?

Grammar survey phonecalls

Can I speak to someone about + noun/verb + -ing

I'm calling about + noun/verb + -ing

It's with regard to + noun/verb + -ing

It's about + noun/verb + -ing

I'm phoning because of + noun

I'd like to + infinitive

I'm phoning to + infinitive

What's the question?
I'm calling to arrange a meeting.

What's the question?
It's with regard to placing an order.

What's the question?
It's about Natalie, I'm afraid.

What's the question? I'm phoning because of requesting a brochure.

What's the question? I like to speak to someone about the project.

I'm phoning to ask for a catalogue.

Zeg dat je verkeerd verbonden bent.

Zeg dat de lijn slecht is.

Zeg dat de verbinding verbroken was.

Zeg dat je de klant doorverbindt.

Vraag of iemand dat nog even wilt herhalen.

Zeg dat je de laatste zin niet helemaal goed hebt verstaan.

Zeg dat je mevrouw Smith wilt spreken.

Zeg dat je iets zult navragen.

Zeg dat je terug zult bellen.

Zeg dat je over ongeveer een half uur terugbelt.

Vraag met wie je spreekt.

Vraag of je een boodschap kunt achterlaten.

www.educaplay.com

Business English 3.1

Work in pairs and go through the telephone maze

There / Their / They're

There = daar [Who is that boy over there?]

Their = hun [This is their car, not yours.]

They're = zij zijn [They're my best friends.]

Than / Then

than = dan (vergelijking) [My dog is nicer than yours.]

then = dan (opvolging) [First we go home, then we eat ice cream.]

Off / Of / From

Off = uit / vanaf [Turn the light off and jump off the building.]

Of = van (bezit) [What's the name of this dog?]

From = van (iets krijgen) [I got this letter from my friend.]