Alfataal ik ga naar de dokter

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 1

Kies de zin.

1. Dit is mijn keel
2. Dit is mijn buik
3. Dit is mijn hoofd
4. Dit is mijn mond

Kies de zin.

1. Ik hoest
2. Ik heb keelpijn
3. Ik ben verkouden
4. Ik nies

Kies de zin.

1. Ik heb buikpijn
2. Ik heb keelpijn
3. Ik heb kiespijn
4. Ik heb oorpijn

Kies de zin.

1. Ik nies
2. Ik adem
3. Ik voel
4. Ik hoest

Kies de zin

1. Ik heb koorts
2. Ik heb buikpijn
3. Ik ben verkouden
4. Ik heb griep

Kies de zin

1. Ik heb koorts
2. Ik heb hoofdpijn
3. Ik ben ziek
4. Ik heb bloed

Maak een zin

Luister naar de docent. Praat mee.

Medicijnen

Wat is dit?

1. paracetamol
2. prik
3. drankje
4. zalf

Wat is dit?

1. paracetamol
2. prik
3. drankje
4. zalf

Wat is dit?

1. paracetamol
2. prik
3. drankje
4. zalf

Is dit een medicijn?

1. Ja, dit is een medicijn
2. Nee, dit is geen medicijn

Is dit een medicijn?

1. Ja, dit is een medicijn
2. Nee, dit is geen medicijn

Is dit een medicijn?

Tekst

1. Ja, dit is een medicijn
2. Nee, dit is geen medicijn

Is dit een medicijn?

Tekst

1. Ja, dit is een medicijn
2. Nee, dit is geen medicijn

Is dit een medicijn?

Tekst

1. Ja, dit is een medicijn
2. Nee, dit is geen medicijn

Is dit een medicijn?

Tekst

1. Ja, dit is een medicijn
2. Nee, dit is geen medicijn

Is dit een medicijn?

Tekst

1. Ja, dit is een medicijn
2. Nee, dit is geen medicijn

Lees met de docent