Lichaamsdelen compleet

Nederlandse taalles over
het lichaam
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Nederlandse taalles over
het lichaam

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
Oefenen met lichaamsdelen

Schrijven van zinnen over het lichaam
Lezen van een verhaal over het ziekenhuis en vragen maken
Luisteren naar een verhaal over de dokter en vragen maken
Spreekopdracht: maak zinnen bij de praatplaat, schrijf ze ook op

Slide 2 - Diapositive

Schrijven

Slide 3 - Diapositive

Het lichaam: wat weet jij al?
Bijvoorbeeld: "het oor"

Slide 4 - Carte mentale

Sleep de woorden naar de juiste zin
met je oren kun je ...
met je ogen kun je ...
met je mond kun je ...
met je neus kun je ...
zonder benen kun je niet ...
zonder tanden kun je niet ...
hij ............ met zijn hand
zij .......... op haar knieën
ruiken
eten
zwaait
lopen
horen
zit
zien
praten

Slide 5 - Question de remorquage

lopen doe je met je ...
Schrijf je antwoord op en klick op 'controleren'. 
Als je het fout hebt, kun je met 'Toon antwoord' het goede antwoord zien.

Slide 6 - Question ouverte

ruiken doe je met je ...

Slide 7 - Question ouverte

praten doe je met je ...

Slide 8 - Question ouverte

knielen doe je met je ...

Slide 9 - Question ouverte

zwaaien doe je met je ...

Slide 10 - Question ouverte

een hand heeft vijf ...

Slide 11 - Question ouverte

je hebt vijf tenen aan je ...

Slide 12 - Question ouverte

... heb je om te bijten

Slide 13 - Question ouverte

je kijkt met je ...

Slide 14 - Question ouverte

je hoort met je ...

Slide 15 - Question ouverte

een hoed heb je op je ...

Slide 16 - Question ouverte

het zweedse 'armar' betekent ...

Slide 17 - Question ouverte

bovenop mijn schouders zit mijn ...

Slide 18 - Question ouverte

Lezen

Slide 19 - Diapositive

Lees het verhaal. 

Geef daarna antwoord op de vragen op de volgende bladzijde.

Slide 20 - Diapositive

Waar heeft Mona pijn?

Slide 21 - Question ouverte

Hoe lang heeft Mona al pijn?

Slide 22 - Question ouverte

Hoe komt het dat Mona pijn heeft?

Slide 23 - Question ouverte

Ik heb pijn aan mijn hoofd.
Ik heb pijn in mijn keel.
Ik heb pijn aan mijn oog.
Ik heb pijn in mijn buik.
Welke tekst hoort bij welk plaatje?

Slide 24 - Question de remorquage

Lees het verhaal.

Maak dan de vragen op de volgende bladzijde.

Slide 25 - Diapositive

Waar of niet waar?
Lin wil naar de dokter,
dan moet ze eerst bellen
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Waar of niet waar?
Lin belt de dokter,
het nummer is 0345-679933
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Waar of niet waar?
Het is zondag, Lin is heel ziek
ze belt 0345-679933
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Luisteren

Slide 29 - Diapositive

3

Slide 30 - Vidéo

00:10
Oefenen
Als het goed is ken je deze lichaamsdelen al.
Oefen alles nu hardop. 
Zeg zelf alle lichaamsdelen na. 

Slide 31 - Diapositive

01:42
Welke organen ken jij nog?
Bijvoorbeeld: het hart

Slide 32 - Carte mentale

02:33
Wat zijn bloedvaten denk jij?
Je mag het ook opzoeken.

Slide 33 - Question ouverte

5

Slide 34 - Vidéo

00:26
Wat is een huisarts?
A
Een dokter die ver weg woont van jouw huis
B
Een dokter die werkt in het ziekenhuis
C
Een dokter die dicht bij jouw huis woont
D
Een dokter die jou belt als je ziek bent

Slide 35 - Quiz

00:49
Met wie praat je als 1e als je de dokter belt?
A
met de huisarts/dokter
B
met de doktersassistent

Slide 36 - Quiz

01:11
Wanneer bel ik naar de huisartsenpost?
A
Als ik zondag heel ziek ben
B
Als ik maandag heel ziek ben
C
Als ik dinsdag heel ziek ben
D
Als ik vrijdag heel ziek ben

Slide 37 - Quiz

01:45
Kan ik ZONDER een verwijsbrief (speciale brief van de huisarts) naar een specialist? (speciale dokter in het ziekenhuis).
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quiz

02:22
Wie bel ik NIET als ik 112 bel?
A
De ambulance (ziekenauto)
B
De politie
C
De huisarts
D
De brandweer

Slide 39 - Quiz

4

Slide 40 - Vidéo

00:32
Als ik moet hoesten, kan ik dan een goed medicijn kopen?
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quiz

01:13
De dokter geeft mij een medicijn.
Waar moet ik dat ophalen?
A
Bij de drogist (bijv. Kruidvat, Etos, ...)
B
Bij de apotheek

Slide 42 - Quiz

01:39
Ik heb pijn aan mijn kies.
Wat moet ik dan doen?
A
Een afspraak maken bij de huisarts
B
Een afspraak maken bij de dokter
C
Een afspraak maken bij het ziekenhuis
D
Een afspraak maken bij de tandarts

Slide 43 - Quiz

01:41
STOP
Je hoeft het filmpje niet meer verder te kijken. 
Het mag wel, maar het hoeft niet. 

Slide 44 - Diapositive

Spreken

Slide 45 - Diapositive

Zinnen maken bij de praatplaat
Kijk naar de volgende bladzijde.
Maak zinnen. 
Schrijf ze op de bladzijde die erna komt.

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

Schrijf 10 zinnen bij de praatplaat.

Slide 48 - Question ouverte

Begrijp je alle opdrachten? En wat zou je de volgende keer willen oefenen?

Slide 49 - Question ouverte

Einde van de les
Wil je nog meer oefenen?
Ga dan naar diglin (www.nt2plus.nl)
Thema's --> thema 4
GEZONDHEID

Slide 50 - Diapositive

Klik op thema's --> thema 4 gezondheid
K

Slide 51 - Diapositive