6.5 Aanpassingen bij dieren en dieren

6.5 Aanpassingen bij dieren
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

6.5 Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen
Herhalen vorige lessen 

Basisstof 5 

Aan de slag met oefententamen

Afsluiting oefen tentamen nakijken

Slide 2 - Diapositive

Herhaling 6.4

Slide 3 - Diapositive

Invloed uit de leefomgeving

Alle organismen worden beïnvloed door het milieu (leefomgeving)


Het voedsel en de ziekteverwekkers en de vijanden zijn biotische factoren


Temperatuur, regenval en wind zijn abiotische factoren

Slide 4 - Diapositive

Invloed uit de leefomgeving

Slide 5 - Diapositive

De niveaus van de ecologie 
Niveaus 
  • Individu
  • Populatie
  • (Levensgemeenschap)
  • Ecosysteem  

Slide 6 - Diapositive

Populatie grootte, biologisch evenwicht

Te veel voedsel, weinig vijanden

Te veel vijanden,
te weinig voedsel

Genoeg voedsel,
Genoeg vijanden

Slide 7 - Diapositive

Begrippen:
  • biologisch evenwicht
  • optimumkromme

Slide 8 - Diapositive

Optimumkromme

Schommelingen in de natuur.
Abiotische factoren kunnen veranderen, heel warm of heel koud. 

De overlevingskans kun je per soortbepalen via een optimumkromme. In welke factoren kan de soort het beste overleven.


Slide 9 - Diapositive

Aanpassingen bij Waterdieren
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijndEen lichaamsvorm waardoor ze weinig weerstand hebben in het water
*Gladde huid (schubben en slijm)
*Kop romp en staart gaan in elkaar over
* Vinnen voor voortbeweging
Daardoor kunnen zij sneller door het water bewegen.
Niet alleen vissen hebben dit maar ook sommige zoogdieren (dolfijnen).

Slide 10 - Diapositive

Schutkleur, donkere bovenkant en lichte onderkant 

Slide 11 - Diapositive

Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
*Zoolgangers: zachte ondergrond
*Teengangers: katachtigen
*Hoefgangers: harde ondergrond

Slide 12 - Diapositive

Een zoolganger loopt op de hele voetzool.
Hierdoor ontstaat een beter evenwicht.
Ook zakt een zoolganger hierdoor niet snel weg in een zachte bodem.

Slide 13 - Diapositive

Een teenganger loopt op de tenen.

Hierdoor kan een teenganger snel lopen.

Slide 14 - Diapositive

Een hoefganger loopt op de toppen van de tenen.

De teen is bedekt met een hoef.
Een hoefganger kan nog sneller lopen (harde grond).

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Meer aanpassingen
Dieren in koude omgeving, meer haar om warmte vast te houden

Dieren in warme omgeving, grote oren om warmte te verliezen


Poolvos
Woestijnvos

Slide 17 - Diapositive

Vogels
Steltlopers, roofvogels, zangvogels en watervogels

Slide 18 - Diapositive

Steltlopers
Priemsnavel= lange snavel
Lange poten voor ondiep water

soms met zwemvliezen om
 niet door de bodem te zakken

Slide 19 - Diapositive

Roofvogels
Haaksnavel= krom, 
naar beneden gebogen, 
scherpe punt

Poten met klauwen

Slide 20 - Diapositive

Zangvogels
Kegelsnavel (zaden) of
Pincetsnavel (insecten)

Poten met 3 tenen voor 1 teen achter om zich aan takken te kunnen klemmen

Slide 21 - Diapositive

Watervogels
Zeefsnavel
Zwemvliezen
waterafstotende veren door speciale olie die ze produceren

Slide 22 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast aan de biotoop waarin ze leven
  2. Je kunt voorbeelden van aanpassingen noemen bij:
  • planten die in een droog milieu leven
  • planten die in een vochtig milieu leven
  • water- en oeverplanten
  • zon- en schaduwplanten

Slide 23 - Diapositive

Droge omgeving
  • Weinig huidmondjes
  • Huidmondjes aan de onderkant van het blad
  • Dikke waslaag op bladeren
  • Behaarde bladeren
  • Kleine dikke bladeren
  • Opslag in stengel
  • Sterk ontwikkeld wortelstelsel

Slide 24 - Diapositive

Vochtig milieu
  • Veel huidmondjes
  • Oppervlakkig gelegen huidmondjes
  • Grote dunne bladeren
  • Dunne waslaag
  • Geen beharing
  • Zwakker ontwikkeld wortelstelsel

Slide 25 - Diapositive

Water en oeverplanten
  • Drijvende bladeren --> huidmondjes aan de bovenkant
  • Wortelstelsel is zwak ontwikkeld
  • Luchtkanalen in de stengel

Slide 26 - Diapositive

Huidmondjes diep in het blad
  • De wind kan zo niet de waterdamp afvoeren, plant houdt meer vocht vast
  • Beharing zorgt ook dat de waterdamp beter  ordt vastgehouden

Slide 27 - Diapositive

Hoeveelheid licht
Zonplanten:
  • Groeien best bij veel licht
Schaduwplanten:
  • Groeien best bij weinig licht
Voorjaarsbloeiers:
  • Schaduwplanten die vroeg in het voorjaar bloeien

Slide 28 - Diapositive

Klimplanten
  • Hechtwortels
  • Ranken
  • Nemen soms stoffen op uit hun gastheer

Slide 29 - Diapositive

Rozetvormende planten

  • Wortelrozet: een kring van bladeren die vlak boven de wortel aan de plant vast zit.
  • Kan goed onder de sneeuw overleven.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien