Na klar 2 havo/vwo Oefentoets Kapitel 2 Köln

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Köln

Regel: feesttenten 

Werkwoorden stam op sisklank of stam op -d of -t

normale werkwoorden	werkwoorden met stam op sisklank	werkwoorden met stam op d/t
ich wohn e	ich reis e	ich arbeit e
du wohn st	du reis t	du arbeit est
er/sie/es wohn t	er/sie/es reis t	er/sie/es arbeit et
wir wohn en	wir reis en	wir arbeit en
ihr wohn t	ihr reis t	ihr arbeit et
sie/Sie wohn en	wir reis en	sie/Sie arbeit en

Schrijf de stam van machen op?

(wohnen) Peter ………… in Köln.

1. wohne
2. wohnen
3. wohnst
4. wohnt

Er (spielen)... Fußball.

1. spiele
2. spielen
3. spielt
4. spielst

Du (machen)... Hausaufgaben.

1. mache
2. machst
3. macht
4. machen

Du (tanzen)... in der Disko.

1. tanst
2. tanze
3. tanzst
4. tanzt

Du (arbeiten) ... an der Kasse.

1. arbeiten
2. arbeitet
3. arbeite
4. arbeitest

Sein Freund (arbeiten) ... heute nicht.

1. arbeitest
2. arbeitet
3. arbeit
4. arbeite

Die Hose (kosten) ... neunzehn Euro

1. kosten
2. gekostet
3. kostet
4. kostete

Voltooid deelwoord

• Hoofdregel: voor de stam komt ge- en achter de stam
  komt -t. Bijvoorbeeld: ge-wohn-t, ge-lern-t
• Werkwoorden met een stam op -d of -t (melden, arbeiten)
  Voor de stam komt ge- en achter de stam -et.
  Bijvoorbeeld: ge-meld-et, ge-arbeit-et.

(machen)
Was hast du gestern ... ?

1. gemacht
2. macht
3. gemachtet
4. gemach

(kosten)
Wieviel haben die Schuhe ... ?

1. kostet
2. gekostet
3. kost
4. gekost

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

sein

sein

Wir 

Ich 

Du

Er

Ihr

Sie/sie 

Tekst

Tekst

habe 

hast 

hat

haben

habt

haben

Geslacht: der, die of das? 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 

mannelijk: der 

vrouwelijk: die 

onzijdig: das

der :

- mannelijk personen:

der Mann, der Onkel, der Opa;

- mannelijke dieren;

- mannelijke beroepen;

- de dagen;

- de maanden;

- de dagdelen;

- de jaargetijden.

Woorden die eindigen op een -e

Die Suppe, die Straße

die:

- vrouwelijke personen:

die Frau, die Oma, die Schwester;

- vrouwelijke dieren;

- vrouwelijke beroepen:

die Lehrerin, eindigt op -in;

- woorden op -heit;

-woorden op -keit;

- woorden op - ung;

- woorden op -e .

das:

'het-woordjes" in het Nederlands

het meisje, het huis;

- verkleinwoorden op -chen

das Mädchen

die = meervoud :
die Kinder, die Menschen

Wat is het geslacht van Opa?
Vul in: der, die of das

Wat is het geslacht van " Kind" ?
Vul in der, die of das

Wat is het geslacht van "Freundschaft"
Vul in: der, die of das

Wat is het geslacht van " Kuh"?
Vul in: der, die of das

Persoonlijk voornaamwoord

Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden kun je op basis van geslacht vervangen door persoonlijk voornaamwoorden. Kijk hiervoor eerst goed in de zin!

der = er/hij                                               das = es/het 

die = sie/zij (enkelvoud)                    die = sie/zij (meervoud)

Meine Freunde sind modern gekleidet. _______ tragen coole Kleidung.

Das Pferd ist braun mit weiß.
______ ist braun mit weiß.

Patrick kauft eine Hose.
_______ kauft eine Hose.

Ik ben al bijna klaar voor de toets

😒🙁😐🙂😃