H4 Ecologie

Stelling

Nederland heeft geen natuur (meer).

Wat denk jij?
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Stelling

Nederland heeft geen natuur (meer).

Wat denk jij?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 1
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat natuur en ecologie is.
  • Je kunt relaties tussen levende en niet-levende factoren binnen een ecosysteem benoemen

Programma:
  1. Wat is natuur?
  2. Organisatieniveaus van de ecologie
  3. Abiotische/biotische factoren
  4. Verspreidingsgebied vs. tolerantiegebied
  5. Zelf werken

Slide 2 - Diapositive

Zelf werken of pauze?
Wat is natuur?
Dat is voor iedereen anders. 

Van Dale woordenboek: 
Natuur = dat wat de mens om zich heen ziet als niet door hem gewijzigd.

Zou je nieuwe natuur kunnen creëren?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Marker wadden
In 2016 is Natuurmonumenten gestart met de aanleg van een eilanden groep in het Markermeer om kwetsbare watervogels de ruimte te geven.


Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Zijn de Marker wadden 'natuur' volgens Van Dale?
2. Wat vind je zelf van de Marker wadden? Is het 'natuur'? Waarom wel/niet?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ecologie
= Deel van de biologie dat onderzoek doet naar de relaties tussen organismen en hun milieu (omgeving).

Verschillende takken:
  • Dierecologie
  • Plantecologie
  • Aquatische ecologie

Verschillende relaties tussen organismen en hun omgeving ...

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Organisatieniveaus van de ecologie

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Biotische en abiotische factoren
Alle omstandigheden die op een organisme invloed hebben = factoren

Biotische factoren 
= levende (en dode) factoren, zoals voedsel, soortgenoten en planten. 

Abiotische factoren 
= niet levende factoren, zoals het weer, 
de zon en aanwezigheid van water.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem ten minste twee abiotische factoren die mogelijk verschillen tussen een bos en heidegebied.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Verspreidings-gebied
Het verspreidingsgebied (areaal) is het daadwerkelijke gebied op de kaart waar de soort voorkomt. Voorbeeld: verspreiding zandhagedis in Nederland.

Habitat = het leefgebied van een soort. De abiotische factoren bepalen of een gebied geschikt is als habitat.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tolerantie
= vermogen van een organisme om schommelingen in een abiotische factor te verdragen. 

Voorbeeld: hiernaast zie je de tolerantie van verschillende soorten vissen voor zuurstofgebrek. Het krijgen van zuurstof is bij deze vissen de beperkende factor (zonder kunnen ze niet leven).

Het tolerantiegebied is het gebied tussen de minimum en maximum waarde van een abiotische factor waarbij een soort kan leven. 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen biotische factor die invloed heeft op de reiger?
A
De temperatuur van het water dat koud aanvoelt
B
De vissen die als voedsel dienen
C
De grassen het water schoonmaken
D
De bodemdiertjes die als voedsel voor de vissen dienen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Merels en mussen, die leven in hetzelfde bos, behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een weiland is een ...
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk niveau van ecologie zie je hier?
A
Ecosysteem
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Individu

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is ecologie?
A
Het deel van biologie dat de opbouw van organismen onderzoekt.
B
Het deel van biologie dat gaat over voortplanting.
C
Het deel van de biologie dat relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt.
D
Het deel van biologie dat gedrag onderzoekt

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Door klimaatverandering warmt de zee op. Voor sommige organismen wordt de temperatuur op een bepaalde plek onaangenaam. Wat verandert er voor vissen?
A
Het tolerantiegebied verschuift
B
Het verspreidingsgebied verschuift

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf werken
Lezen
Thema 7 BS 1

Maken
Thema 7 opdrachten 1 t/m 7

Kun je:
  • beargumenteren wanneer je iets natuur noemt
  • biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen
  • de invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen benoemen.

Slide 20 - Diapositive

Misschien alleen even pauze, zodat er genoeg tijd over blijft voor kerkuilenopdracht?
Les 2
Leerdoelen:
  • Je kunt binnen een ecosysteem vormen van relaties tussen organismen onderscheiden
  • Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven

Programma:
  1. Uitleg populatie
  2. populatiedynamica

Slide 21 - Diapositive

Zelf werken of pauze?
Definitie populatie
Een verzameling individuen van één soort in een bepaald gebied die met elkaar kunnen voortplanten

Relaties tussen soortgenoten gaan altijd om voedsel en/of voortplanting. Hierbij kan samengewerkt worden (coöperatie) of zijn de individuen concurrenten


Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Concurrentie
Competitie, strijd
Bij sterke concurrentie grote selectiedruk. De best aangepaste aan het milieu hebben dus grootste overlevingskans.


Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Concurrentie
Binnen een populatie
(Intraspecifieke)

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Concurrentie
Tussen populaties
( interspecifieke)

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Coöperatie
  • voortplanting, denk aan balts, zó worden soortgenoten herkend. 

  • voedsel zoeken, 
bijvoorbeeld bij leeuwen, waar 
in groepen gejaagd wordt.

  • verdedigen tegen predatoren, 
bijvoorbeeld bij een school vissen

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Symbiose
Langdurig samenleven 

3 soorten symbiose:
  • Mutualisme
  • Commensalisme
  • Parasitisme

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mutualisme
Beide voordeel

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Commensalisme
een voordeel, de ander geen voor- of nadeel,

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Parasitisme
Een voordeel, ander nadeel

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dynamiek van een populatie

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Populatiegrootte
Vier factoren beïnvloeden de populatiegrootte:
  • geboortecijfer: het aantal geboortes per 1000 individuen in een jaar
  • sterftecijfer: het aantal overleden individuen per 1000 individuen in een jaar
  • immigratie: toename door komst van organismen
  • emigratie: afname door vertrek van organismen

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

          Biologische evenwicht (biomassa)

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Draagkracht

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Overschreiden draagkracht

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
Lezen
Thema 7 BS 2 + 3


Maken
Thema 7 BS 2



Slide 38 - Diapositive

Misschien alleen even pauze, zodat er genoeg tijd over blijft voor kerkuilenopdracht?