6.3 De ogen 6.4 De iris en de ooglens

Zintuigen
Het oog
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Zintuigen
Het oog

Slide 1 - Diapositive

prikkel
impuls
bewustworden

Slide 2 - Question de remorquage

prikkel
impuls
bewustworden

Slide 3 - Question de remorquage

grijze stof (merg)
witte stof (schors)
buikzijde
rugzijde
gemengde zenuw
zenuwknoop
bewegingszenuwcel
schakelcel

Slide 4 - Question de remorquage

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

wenkbrauw
wimpers
traanbuis
iris
harde oogvlies

Slide 7 - Question de remorquage

Je ooglid met __________ beschermen het oog tegen vuil.
A
wenkbrauw
B
wimpers
C
traanklier
D
traanbuis

Slide 8 - Quiz

De __________ houdt zweet tegen.
A
wenkbrauw
B
wimpers
C
traanklier
D
traanbuis

Slide 9 - Quiz

De __________ voert het traanvocht weg naar je neus.
A
wenkbrauw
B
wimpers
C
traanklier
D
traanbuis

Slide 10 - Quiz

De __________ maakt traanvocht.
A
wenbrauw
B
wimpers
C
traanklier
D
traanbuis

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
gele vlek
oogzenuw
lens

Slide 15 - Question de remorquage

lens
iris
netvlies
zenuw
vaatvlies
Glasachtig lichaam
gele vlek

Slide 16 - Question de remorquage

Het hoornvlies is een deel van het ........
A
netvlies
B
harde oogvlies

Slide 17 - Quiz

Door de .......... zie je alles om je heen scherp.
A
lens
B
oogspier

Slide 18 - Quiz

Door de ................. gaan berichten naar je hersenen.
A
oogspieren
B
oogzenuw

Slide 19 - Quiz

Het licht komt het eerste binnen door ....
A
netvlies
B
lens
C
pupil
D
hoornvlies

Slide 20 - Quiz

maken van bs 3 zintuigen
12 t/m 17

Slide 21 - Diapositive

Adequate prikkels
(prikkels waar dit zintuig een lage drempelwaarde voor heeft)

Gezichtszintuigen 
Gehoorzintuigen
Evenwichtszintuigen
Reukzintuigen
Tastzintuigen
Licht
Geluid
Zwaartekracht
Geur
Aanraking

Slide 22 - Question de remorquage

Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit

Slide 23 - Quiz


Hiernaast zie je de doorsnede van het menselijk oog.
Alle onderdelen zijn genummerd. Welk nummer is de pupil?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

In welk onderdeel van het oog zitten zintuigcellen?
A
Hoornvlies
B
Vaatvlies
C
Netvlies

Slide 25 - Quiz

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
gele vlek
oogzenuw
lens
Blinde vlek

Slide 26 - Question de remorquage

komt binnen bij je zintuigcellen
Elektrische signaaltje via een zenuw
Reactie
Respons
Prikkel
Impuls

Slide 27 - Question de remorquage

Schakelcel
Bewegingszenuwcel
Gevoelszenuwcel

Slide 28 - Question de remorquage

beweginszenuwcel
gevoelszenuwcel
schakelcel

Slide 29 - Question de remorquage

6.4 De iris en de ooglens
De iris en de ogen

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Pupilreflex

Slide 32 - Diapositive

Pupilreflex

Slide 33 - Diapositive

kringspier
aangespannen
geen trekkracht meer aan de lensbandjes -> lens wordt bol

kringspier ontspannen

Slide 34 - Diapositive

Lens - scherpstellen/accommoderen
Veraf: platte lens
Dichtbij: bolle lens

Slide 35 - Diapositive

Veraf en dichtbij
Ontspannen kringspieren - lens wordt uitgerekt (minder bol). Ver kijken.

Samengetrokken kringspieren- lens wordt boller. Dichtbij kijken.
Het aanpassen van je ooglens aan de afstand noemen we accomoderen

Slide 36 - Diapositive

Onderdeel oog
Situatie
Kringspieren
Ontspannen
Openingen straalvormig lichaam
Groot
Lensbandjes
Strak
Lensen
Plat
Ogen zijn
Rusttoetstand
Bij het zien in de verte:

Slide 37 - Diapositive

Onderdeel oog
Situatie
Kringspieren
Samengetrokken
Openingen straalvormig lichaam
Klein
Lensbandjes
Minder strak
Lensen
Boller
Ogen zijn
Geaccomodeerd
Bij het zien van dichtbij:

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

De lens is bol wanneer je dichtbij scherp wil zien.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Je bekijkt iets dat ver weg is.
Welke vorm heeft de lens?
Is het straallichaam dan gespannen of ontspannen?
A
De lens is bol. Het straallichaam is gespannen.
B
De lens is bol. Het straallichaam is ontspannen.
C
De lens is plat. Het straallichaam is gespannen.
D
De lens is plat. Het straallichaam is ontspannen.

Slide 41 - Quiz

Michael leest een boek. Is het straallichaam samengetrokken of ontspannen? Is de lens bol of plat?
A
Het straallichaam is samengetrokken, de lens is bol.
B
Het straallichaam is ontspannen, de lens is bol.
C
Het straallichaam is samengetrokken, de lens is plat.
D
Het straallichaam is ontspannen, de lens is plat.

Slide 42 - Quiz

Wat is de drempelwaarde?
A
Als de sterkste prikkel een impuls maakt.
B
Als de zwakste prikkel een impuls maakt.

Slide 43 - Quiz

De drempelwaarde voor een prikkel is niet altijd even hoog. Wat speelt een rol bij de drempelwaarde?
A
Motivatie
B
Gewenning
C
Beide

Slide 44 - Quiz

Wie heeft de laagste drempelwaarde voor ruiken?
A
de hond
B
de mens

Slide 45 - Quiz

maken van bs 4 zintuigen
18 t/m 25

Slide 46 - Diapositive