WI-2 Les 4

• Wiskunde
• MBO
• Studiejaar 1

WISKUNDE-2

Les 4

Afspraken

In de klas	Thuis
Uniform aan	Uniform aan
PC AAN/Cam+mic UIT	PC/Cam/Mic AAN
Vraag: Hand opsteken	Vraag: in Mic

Doe allemaal actief mee!

Waar waren we ook 

alweer gebleven?

Onderwerpen WI-2

1. Symbolen

2. Oplossen van vergelijkingen

Kenmerken:

• Vergelijkingen hebben altijd een = teken
• hebben altijd 1 uitkomst

Oplossen van vergelijkingen:

1. Alle haakjes wegwerken

2. zet alle x-termen VOOR het = teken en alle cijfer 

   ACHTER het = teken (hou rekening met de regels)

3. Voeg de x-termen samen en de getallen samen

4. Deel door het getal VOOR de x aan beide kanten

5. NOTATIE (dit kan op 4 manieren: zie volgende pagina)

Notatie van de oplossing van een vergelijking:

 

1. Als het antwoord KLOPT met de gevraagde vergelijking

2. Als het antwoord NIET KLOPT met de gevraagde vergelijking

3. Identieke vergelijking                                                                                 

    (als beide kanten v/h = teken hetzelfde zijn/LET OP dit kan NA  

      het wegwerken van de haakjes zijn!)

4. Valse vergelijking 

     Als je tijdens het berekenen uitkomt op 0X (dus NIET x=0!) 

voor herhaling bekijk de lessen in teams 

WEET JE HET WEER?

3. Oplossen ongelijkheden

Een ongelijkheid is een vergelijking waarbij het =teken is vervangen door een van de volgende symbolen:

<

>

Dezelfde stappen:

1. haakjes wegwerken

2. x-termen voor het =  teken en cijfers achter

3. termen samenvoegen

4. delen door het getal 

    VOOR de x

LET OP: als je hier deelt door een negatief getal keer je het teken om!
5. de Notatie

Notatie ongelijkheden

                                             de notatie van een ongelijkheid

                      (met uitzondering van de identieke en valse vergelijking) is:

S = { x € “de gevraagde getallenverzameling” ⃒”uitkomst van de som”}

S= { x €                     N of Z of Q of R  ⃒                         “uitkomst van de som” }

LET OP! de uitkomst van de ongelijkheid neem je HELEMAAL over in je antwoord

Los op in R:
7,6x + 88 ≥ 2,25x + 100

Los op in N:
8x - 4 ≤ 2x + 30

1. S = ∅
2. S = { 1,2,3,4,5,}
3. S = {0,1,2,3,4,5}
4. S = {x≤N | x ≤ 5 4/6}

los op in Z:
6 x + 3 < 9x +16

1. S = { x∈Z| x < -4 1/3}
2. S = { x∈Z| x > -4 1/3}
3. S = { -5, -6, -7, .....}
4. S = ∅

Opgave 6-7-8-9

Opgave 6

Antwoord 6A

Antwoord 6B

Antwoord 6C

Antwoord 6D

Antwoord 6E

Opgave 7

Opgave 8

Opgave 9

Tot nu toe behandeld

• symbolen
• oplossen van vergelijkingen
• oplossen van ongelijkheden 

Les 5

Inhaalles: dag en tijdstip wordt gemaild!

Domein/Bereik

Grafieken tekenen in Domein

Grafieken tekenen in R

Les 6

Productverzamelingen

Tot volgende week!