Spelling B2W3L1

Spelling B2W3L1
Woordsoorten, zinsdelen en werkwoordspelling
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Spelling B2W3L1
Woordsoorten, zinsdelen en werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Woordsoorten
Je kent de volgende woordsoorten:
- lidwoord                                                               - telwoord
- zelfstandig naamwoord                               - rangtelwoord
- werkwoord                                                          - voorzetsel
- hulpwerkwoord                                                 - voegwoord
- voltooid deelwoord                                         - persoonlijk voornaamwoord
- bijvoeglijk naamwoord                                  - bezittelijk voornaamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

De autocoureur testte zijn wagen in de woestijn, voordat de wedstrijd startte.
Wat is 'zijn' voor woord?

Slide 3 - Question ouverte

De autocoureur testte zijn wagen in de woestijn, voordat de wedstrijd startte.
Wat is 'autocoureur' voor woord?

Slide 4 - Question ouverte

De autocoureur testte zijn wagen in de woestijn, voordat de wedstrijd startte.
Wat is 'voordat' voor woord?

Slide 5 - Question ouverte

Zinsdelen
Je kent de volgende zinsdelen:
- onderwerp
- persoonsvorm
- lijdend voorwerp

Slide 6 - Diapositive

Mijn stationair draaiende motor werd steeds lawaaieriger.
Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Slide 7 - Question ouverte

Mijn stationair draaiende motor werd steeds lawaaieriger.
Wat is het onderwerp in deze zin?

Slide 8 - Question ouverte

Mijn stationair draaiende motor werd steeds lawaaieriger.
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Jullie ................. het deeg voor de appeltaart. (VT)
Vul de goede vorm van het ww: 'kneden' in.

Slide 11 - Question ouverte

Jij ............. de appels van de appelboom. (VT)
Vul de goede vorm van het ww: 'schudden' in.

Slide 12 - Question ouverte

Wij ............. allebei in onze zakdoek. (VT)
Vul de goede vorm van het ww: 'niezen' in.

Slide 13 - Question ouverte

De bouwvakkers ............. de weg. (VT)
Vul de goede vorm van het ww: 'verbreden' in.

Slide 14 - Question ouverte

Jij ............. alle ingrediënten voor de taart. (VT)
Vul de goede vorm van het ww: 'mixen' in.

Slide 15 - Question ouverte

Luister naar het dictee en 
schrijf de woorden goed op in je schrift.

Slide 16 - Diapositive

Maak les 3:
opdracht 1 , 2 en 3

Slide 17 - Diapositive