Lijdende en bedrijvende vorm

De lijdende en de bedrijvende vorm
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De lijdende en de bedrijvende vorm

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees de 2 zinnen:

1)  De jongens drinken limonade.
2) De limonade wordt door de jongens gedronken.
Wat valt je op?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het eind van deze les:
  •  kan je benoemen of een zin in de lijdende of bedrijvende vorm staat.
  • plus: kan je een zin omzetten van een bedrijvende vorm naar een lijdende vorm.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderwerp is

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderwerp is

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meester Ron| laat | de hond | uit
  • Meester Ron is het onderwerp
  • Meester Ron doet iets in deze zin: Hij laat de hond uit
  • Bedrijvend of actief


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De hond | wordt | door meester Ron|uitgelaten.

  • De hond is het onderwerp
  • De hond doet niets in deze zin: Hij wordt uitgelaten
  • Lijdend of passief

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een taart wordt door mij gebakken.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik geef mijn moeder bloemen.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De kat vangt een muis.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De boom wordt door mij nagetekend.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik steek een kaars aan.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stappenplan:
Een zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm zetten

1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .
2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.
3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)
4. Let op de tijd (persoonsvorm)

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Juf Anne koopt een computer.

Slide 16 - Question ouverte

De bedrijvende (actieve vorm). In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (Juf Gerritje) en een lijdend voorwerp (een computer).
Meester Mari wast de auto.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Meneer Jansen verkoopt de stoelen.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Fiore liep een rondje.

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wouter kocht de mooie voetbal.

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions