Beeldspraak en Spelen met taal

Leg je boek en schrift op tafel. 
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leg je boek en schrift op tafel. 

Slide 1 - Diapositive

Vandaag: 
- herhaling H. 4: Beeldspraak
- herhaling H. 6: Spelen met taal

Slide 2 - Diapositive

H. 4 Beeldspraak (blz. 46)

Je leert wat beeldspraak is en kunt verschillende vormen en soorten van beeldspraak herkennen. 

Slide 3 - Diapositive

Beeldspraak: iets wat je letterlijk bedoeld figuurlijk omschrijven. 

- metaforen: werkelijkheid wordt met een beeld vergeleken. 
- metonymia: ander soort relatie (bijvoorbeeld deel voor geheel). 

Slide 4 - Diapositive

Metaforen:

- vergelijking met verbindingswoord
- zuivere metafoor
- personificatie
- synesthesie
- homerische vergelijking

Slide 5 - Diapositive

Metaforen:

- vergelijking met verbindingswoord
- zuivere metafoor
- personificatie
- synesthesie
- homerische vergelijking
Zoek of bedenk een voorbeeld bij ieder soort metafoor en schrijf de voorbeelden op in je schrift. 
timer
7:00

Slide 6 - Diapositive

H. 6: Spelen met taal (blz. 54)

Je leert op welke manier je met letters en woorden kunt spelen. 


Slide 7 - Diapositive

Spelen met letters:
- acrostichon: eerste letters vormen een woord
- ambigram: tekst kan ook ondersteboven/ gespiegeld gelezen worden
- anagram: woord is gevormd uit letters ander woord
- lipogram: bewust één of meer letters niet gebruiken
- pangram: zin met alle letters van het alfabet

Slide 8 - Diapositive

Spelen met woorden

- neologisme: nieuw woord
- portmanteau: delen van woorden vormen een nieuw woord. 
- palindroom: kan je van links naar rechts en van rechts naar links schrijven. 
- woordspeling: homoniem en homograaf (bommelding)


Slide 9 - Diapositive

meetsysteem
A
palindroom
B
neologisme
C
portmanteau

Slide 10 - Quiz

Brexit
A
palindroom
B
neologisme
C
portmanteau

Slide 11 - Quiz

omikronvariant
A
palindroom
B
neologisme
C
portmanteau

Slide 12 - Quiz

Maak opdracht 2 (blz. 56). 

Slide 13 - Diapositive