Duitsland Quiz

Herzlich Willkommen 
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herzlich Willkommen 

Slide 1 - Diapositive

Ik ben benieuwd wat jij over Duitsland weet. Kies het goede antwoord. Er is maar één antwoord correct.

Slide 2 - Diapositive

Een Duitser vond ................... uit.
A
televiesietoestel
B
gummybeertjes
C
voetbal
D
smeerkas

Slide 3 - Quiz

.................. is bij uitstek de populairste sport in Duitsland.
A
Voetbal
B
Zwemmen
C
Golf
D
Autorace

Slide 4 - Quiz


Hoeveel inwoners heeft Duitsland ongeveer?
A
77 miljoen
B
82 miljoen
C
91 miljoen
D
103 miljoen

Slide 5 - Quiz


Hoeveel mensen in Europa hebben Duits als moedertaal?
A
100 miljoen
B
82 miljoen
C
90 miljoen
D
120 miljoen

Slide 6 - Quiz

Wat is NIET typisch Duits?
A
poffertjes
B
bier
C
braadworst
D
bretzel

Slide 7 - Quiz

Welk automerk is Duits?
A
KIA
B
Mitsubishi
C
Volkswagen
D
Ford

Slide 8 - Quiz

Hoeveel buurlanden heeft Duitsland?
A
4
B
5
C
11
D
9

Slide 9 - Quiz

Hoeveel provincies (= Bundesländer) heeft Duitsland?
A
14
B
12
C
16
D
10

Slide 10 - Quiz

Wat is de hoofdstad van Duitsland?

A
Köln
B
Hamburg
C
Berlin
D
München

Slide 11 - Quiz

Van boven naar beneden is de Duitse vlag:

A
Zwart – goud - rood
B
Zwart – rood - goud
C
Goud – rood - zwart
D
Rood – zwart - goud

Slide 12 - Quiz

Met welke munt betaalde men vroeger in Duitsland (voor de euro dus)?
A
Mark
B
Frank
C
Pond
D
Schilling

Slide 13 - Quiz

Wie is/was NIET getrouwd met een Duitser?

A
Koningin Juliana
B
Koningin Beatrix
C
Koningin Wilhelmina
D
Koning Willem-Alexander

Slide 14 - Quiz

Hoe heet de snelweg in het Duits?
A
Autobahn
B
Schnellweg
C
Fahrbahn
D
Autoweg

Slide 15 - Quiz

Hoe heet deze mevrouw?
A
Marine Le Pen
B
Angela Merkel
C
Alberta Braun

Slide 16 - Quiz

Welk gebouw zie je hier?
A
der Fernsehturm
B
das Brandenburger Tor
C
der Bundestag
D
der Berliner Dom

Slide 17 - Quiz

Wat is geen Duitse stad?
A
Stuttgart
B
Wenen
C
Aachen
D
Hamburg

Slide 18 - Quiz

Welke rivier stroomt door Nederland en Duitsland?
A
Maas
B
Donau
C
Rijn

Slide 19 - Quiz

Wat is de telefooncode van Duitsland?
A
+31
B
+42
C
+49
D
+52

Slide 20 - Quiz

Duitsland heeft
A
een koning
B
een president

Slide 21 - Quiz

Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland op school kunt halen?
A
6
B
1
C
10
D
5

Slide 22 - Quiz

Okterberfest is ………..
A
een soort Koniginnedag in heel Duitsland
B
een groot volksfeest in München.
C
een bekende carnavalsoptocht in Keulen
D
een schoolfeest

Slide 23 - Quiz

'bellen' betekent in het Duits ...........
A
blaffen
B
roepen
C
schreeuwen
D
huilen

Slide 24 - Quiz

Welk supermarktketen vind je NIET in Duitsland?
A
ALDI
B
Jumbo
C
Edeka
D
Lidl

Slide 25 - Quiz

De meest voorkomende Duitse achternaam is .................
A
Jansen
B
Meier
C
Schmidt
D
Müller

Slide 26 - Quiz

Wat krijg je als je in Duitsland een Frikadelle bestelt?
A
een braadworst met saus
B
een soort gehaktbal
C
een broodje kroket
D
een frikandel met mayo curry en uitjes

Slide 27 - Quiz

Van boven naar beneden is de Duitse vlag:

A
Zwart – goud - rood
B
Zwart – rood - goud
C
Goud – rood - zwart
D
Rood – zwart - goud

Slide 28 - Quiz


Wat is de hoofdstad van Duitsland?

A
Köln
B
Hamburg
C
Berlin
D
München

Slide 29 - Quiz

Je antwoord op de vraag: Heb je broers/zussen?
A
Er hat braune Augen.
B
Mein Bruder ist 14 Jahre alt.
C
Sie hat blonde Haare.
D
Ich habe zwei Brüder.

Slide 30 - Quiz

Met welke munt betaalde men vroeger in Duitsland (voor de euro dus)?
A
Mark
B
Frank
C
Pond
D
Schilling

Slide 31 - Quiz

Noem zo veel mogelijk automerken.

Slide 32 - Question ouverte


Hoeveel buurlanden heeft Duitsland?
A
Acht
B
Neun
C
Zehn
D
Sieben

Slide 33 - Quiz

Hoe noem je een mobieltje in het Duits?
A
Das Telefon
B
Das Ding
C
Die Mobil
D
Das Handy

Slide 34 - Quiz


Wat zou een goed antwoord zijn op de vraag:
Was möchtest du später werden?
A
Ich möchte später nach Hause kommen
B
Ich denke Arzt
C
Ich glaube ich werde krank.

Slide 35 - Quiz

Schrijf de kleur op in het Duits

Slide 36 - Question ouverte

Schrijf de kleur op in het Duits

Slide 37 - Question ouverte

Schrijf de kleur op in het Duits

Slide 38 - Question ouverte


Der Tag vor dem Sonntag heißt....?
A
Montag
B
Mittwoch
C
Samstag
D
Freitag

Slide 39 - Quiz


Vertaal: Guten Appetit!
A
Eet smakelijk!
B
Goeden dag!
C
een goede mop
D
wat appart!

Slide 40 - Quiz


Waar heeft Arjan Robben gespeeld?
A
FC Kaiserlautern
B
HSV Hamburg
C
Schalke 04
D
Bayern München

Slide 41 - Quiz

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 42 - Question de remorquage

Kartoffelsalat
Flammkuchen
Maultaschen
Apfelstrudel
Lebkuchen
Knödel
Kaiserschmarren
Bratwurst

Slide 43 - Question de remorquage

Hoe heet de snelweg in het Duits?
A
Autobahn
B
Schnellweg
C
Fahrbahn

Slide 44 - Quiz

Wat is dit in het Duits

Slide 45 - Question ouverte

Wat is dit in het Duits

Slide 46 - Question ouverte

Wat is dit in het Duits

Slide 47 - Question ouverte

Wat is dit in het Duits

Slide 48 - Question ouverte

Noem zoveel mogelijk Duitse winkelketens

Slide 49 - Question ouverte

die Konditorei
Metzger/Fleischerei
das Kaufhaus
die Drogerie
die Bäckerei
das Gemüse geschäft
der Supermarkt
das Kleidungs geschäft
die Eisdiele
de drogist
de supermarkt
de banketbakker
de ijssalon
de kledingwinkel
de slager
het warenhuis
de bakkerij
de groentewinkel

Slide 50 - Question de remorquage

Hoeveel liter bier drinkt een Duitser gemiddeld per jaar (volgens onderzoek in 2014)? Vul alleen het getal in.

Slide 51 - Question ouverte

.... heißt du?
..... Telefonnummer hast du?
.... bleibst du nicht?
....ist er gekommen?
..... wohnst du?

Wo

Warum

Welche

Wie

Wann

Slide 52 - Question de remorquage