vt en vvt

oefenen met

verleden tijd
voltooid verleden tijd

van regelmatige en onregelmatige werkwoorden
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

oefenen met

verleden tijd
voltooid verleden tijd

van regelmatige en onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Hoe?
1. Wat is de verleden tijd van het werkwoord?
    Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord?
2. Verander de zin in verleden tijd.
3. Verander de zin in voltooide tijd.
!  De eerste serie  werkwoorden is regelmatig (t kofschip) 
!  De tweede serie werkwoorden is onregelmatig (klankveranderend.)

Slide 2 - Diapositive

voorbeeld:  fietsen
ik fietste
wij fietsten
zij hebben gefietst

Je vult in/schrijft op:

fietste, fietsten, gefietst

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld: Ik fiets naar school.
Je schrijft de verleden tijd en voltooide tijd van deze in:

Ik fietste naar school.
Ik ben naar school gefietst.

Slide 4 - Diapositive

Nu jullie!
Alle werkwoorden zijn regelmatig. Je moet dus 
't kofschip / softketchup
gebruiken.

Slide 5 - Diapositive

1. rennen

Slide 6 - Question ouverte

De leerling rent zo snel mogelijk naar school.

Slide 7 - Question ouverte

2. luisteren

Slide 8 - Question ouverte

De klas luistert niet naar de uitleg van de docent.

Slide 9 - Question ouverte

3. trainen

Slide 10 - Question ouverte

De voetballers trainen voor de wedstrijd.

Slide 11 - Question ouverte

4. antwoorden

Slide 12 - Question ouverte

Het meisje antwoord op de vraag.

Slide 13 - Question ouverte

5. reizen

Slide 14 - Question ouverte

In de vakantie reis ik naar Engeland.

Slide 15 - Question ouverte

6. gooien

Slide 16 - Question ouverte

De voetballer gooit de bal het veld in.

Slide 17 - Question ouverte

7. kleuren

Slide 18 - Question ouverte

De kleuters kleuren de tekening voor hun moeder.

Slide 19 - Question ouverte

8. voetballen

Slide 20 - Question ouverte

Veel leerlingen voetballen in het weekend.

Slide 21 - Question ouverte

9. tekenen

Slide 22 - Question ouverte

De vrouw tekent een portret van de jongen.

Slide 23 - Question ouverte

10. openen

Slide 24 - Question ouverte

Jullie openen je boek op bladzijde 123.

Slide 25 - Question ouverte

en nu klankveranderende werkwoorden

Slide 26 - Diapositive

1. eten

Slide 27 - Question ouverte

's Morgens eet ik drie boterhammen.

Slide 28 - Question ouverte

2. dragen

Slide 29 - Question ouverte

De meeste leerlingen dragen een spijkerbroek naar school.

Slide 30 - Question ouverte

3. spreken

Slide 31 - Question ouverte

Op school spreek ik altijd Nederlands.

Slide 32 - Question ouverte

moeten

Slide 33 - Question ouverte

Jullie moeten eerst Nederlands leren.
(alleen verleden tijd!)

Slide 34 - Question ouverte

5. zien

Slide 35 - Question ouverte

We zien niet vaak sneeuw in Nederland.

Slide 36 - Question ouverte

6. lopen

Slide 37 - Question ouverte

De honden lopen los.

Slide 38 - Question ouverte

7. snijden

Slide 39 - Question ouverte

De kok snijdt de wortel in stukjes.

Slide 40 - Question ouverte

8. oversteken
(scheidbaar werkwoord!)

Slide 41 - Question ouverte

De fietser steekt de straat over.

Slide 42 - Question ouverte

9. kijken

Slide 43 - Question ouverte

Iedere avond kijkt hij naar Netflix.

Slide 44 - Question ouverte

10. schrijven

Slide 45 - Question ouverte

Oma schrijft de boodschappenlijst op een papiertje.

Slide 46 - Question ouverte


Slide 47 - Question ouverte