Week 13-6, les 2, 2H

Startopdracht
Start je laptop op. Ga naar:

Quizlet.live

Verder heb je nog niets op tafel nodig.
Donnerstag 13. Juni 2024
Herzlich Willkommen!
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Startopdracht
Start je laptop op. Ga naar:

Quizlet.live

Verder heb je nog niets op tafel nodig.
Donnerstag 13. Juni 2024
Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Planung

Rückblick und Wiederholung Grammatik
*
Selbständig arbeiten
*
Wortschatz

Slide 2 - Diapositive

Hausaufgaben:
35, 41 und 42



Slide 3 - Diapositive

Aufgabe 35
Wie sieht dein Haus oder dein Zimmer aus?

Arbeitet zu zweit, erzähle über dein Haus
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Aufgabe 41 und 42

Slide 5 - Diapositive

Persoonijk voornaamwoord in de 
4e naamval = lijdend voorwerp
In het Nederlands:
Zin: Heb je ik gezien?
ik --> mij
Correct is: Heb je mij gezien?
In het Duits:
Zin: Hast du ich gesehen?
ich --> mich
Correct is: Hast du mich gesehen?
Het lijdend voorwerp is in het Duits de 4e naamval.
Vraag: wie/wat + gezegde + onderwerp
In de voorbeeldzin:
  • Vraag: Wie/wat heb jij gezien?
  • Antwoord: mij / mich

Slide 6 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord 
1e en 4e naamval
1e naamval:
  • ik          jij         hij        zij        het        wij      jullie      zij               u
  • ich       du       er         sie        es         wir     ihr          sie              Sie 

4e naamval:
  • mij       jou      hem    haar    het       ons     jullie     hen           u  
  • mich   dich   ihn       sie       es          uns     euch    sie             Sie


Sommige persoonlijk voornaamwoorden zijn hetzelfde in de 1e en 4e naamval!

Slide 7 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Voorzetsels met de 4e naamval:
  1. durch = door
  2. für = voor (ten gunste/behoeve van)
  3. gegen = tegen
  4. ohne = zonder
  5. um = om
  6. bis = tot       
Voorzetsels:
in de kast, op de kast, naast de kast, etc.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Selbständig arbeiten
Wiederholung 7
Ab Seite 156
Aufgabe 1 bis zum 9

Fertig: Flexopdracht
timer
20:00

Slide 10 - Diapositive

Wortschatz

Slide 11 - Diapositive

Hausaufgaben

Lernen:
Lernübersicht Kapitel 7


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive