Oefentoets Tijd van oorlogen

Oefentoets: Tijd van oorlogen
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets: Tijd van oorlogen

Slide 1 - Diapositive

Drie onderdelen
WOI
Interbellum
WOII

Slide 2 - Diapositive

Eerste Wereldoorlog:
Welke landen behoorden tot de Centralen?
A
Duitsland, Nederland, Turkije
B
Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk
C
Duitsland, Oostenrijk, Turkije
D
Frankrijk, Engeland, Oostenrijk

Slide 3 - Quiz

Wat was de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog?

Slide 4 - Question ouverte

Frankrijk hoorde bij de...
A
Centralen
B
Geallieerden

Slide 5 - Quiz

Wat is een bondgenootschap?

Slide 6 - Question ouverte

In welk jaar begon de Eerste Wereldoorlog?
A
1912
B
1913
C
1914
D
1915

Slide 7 - Quiz

In welk jaar eindigde de Eerste Wereldoorlog
A
1915
B
1916
C
1917
D
1918

Slide 8 - Quiz

Wie werd er aangewezen als grote schuldige van de Eerste Wereldoorlog?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Oostenrijk
D
Rusland

Slide 9 - Quiz

Het begrip LOOPGRAVEN hoort bij...
A
Eerste Wereldoorlog
B
Tweede Wereldoorlog

Slide 10 - Quiz

Leg het begrip Wapenwedloop uit

Slide 11 - Question ouverte

Leg het begrip Nationalisme uit

Slide 12 - Question ouverte

Duitsland moest na WOI zijn leger verkleinen.
Wat moesten de Duitsers nog meer doen?

Slide 13 - Question ouverte

Hoe noemen we de periode tussen 2 oorlogen?
A
Interbellum
B
Tussentijd
C
La belle epoque
D
Roaring twenties

Slide 14 - Quiz

Welke past NIET bij de Sovjet-Unie?
A
Dictatuur
B
Democratie
C
Communisme
D
Planeconomie

Slide 15 - Quiz

Lenin was de opvolger van Stalin
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Wat past niet bij het communisme?
A
Ongelijkheid
B
Arbeiders aan de macht
C
Tegen kapitalisme
D
Einde aan de klassenmaatschappij

Slide 17 - Quiz

Hoe wilden communisten hun doel bereiken?
A
Door verkiezingen
B
Door revolutie
C
Door af te wachten
D
Door te praten

Slide 18 - Quiz


Welke ideologie (gedachtegoed) had de Sovjet Unie?
A
Communisme
B
Kapitalisme
C
Nationalisme
D
Fascisme

Slide 19 - Quiz

Deze afbeelding past het beste bij
A
Een oorzaak van de roaring twenties
B
Een gevolg van de roaring twenties
C
Een oorzaak van de Beurskrach (ineenstorting beurs 1929)
D
Een gevolg van de Beurskrach (ineenstorting beurs 1929)

Slide 20 - Quiz

Wanneer waren de roaring twenties
A
1920 - 1935
B
1919 - 1929
C
1914 - 1918
D
1929 - 1939

Slide 21 - Quiz

Welke zin over de jaren 1920 is juist?
A
Europa had economisch een flinke voorsprong op de VS, dankzij allerlei uitvindingen uit de Eerste Wereldoorlog.
B
In Europa brak een periode van welvaartsgroei aan, die duurde tot het begin van de Tweede Wereldoorlog.
C
In het westen ontstond een consumptiemaatschappij, waarin het kopen van luxeartikelen en genotsmiddelen belangrijk werd.
D
Steeds meer Amerikanen kregen elektriciteit in huis en er werden in Europa voor het eerst massaal auto's gekocht.

Slide 22 - Quiz

Waarom ontstond er een wereldcrisis in 1929?
A
Duitsland kon de herstelbetalingen niet meer doen
B
In Amerika was er een consumptiemaatschappij ontstaan
C
Na de ineenstorting van de beurs gingen vele banken failliet
D
Te veel mensen hadden meer geld geleend dan ze konden terugbetalen

Slide 23 - Quiz

Leg uit waarom Duitsland zwaar werd getroffen door de crisis in de Verenigde Staten.

Slide 24 - Question ouverte

In welk land begon de economische wereldcrisis
A
Duitsland
B
Engeland
C
Verenigde Staten
D
Frankrijk

Slide 25 - Quiz

Wat is de AANLEIDING tot de economische wereldcrisis van 1929?
A
Aandelen werden plots verkocht, waardoor er paniek op de beurs uitbrak
B
Fabrieken hadden een te grote voorraad, wat niet verkocht werd
C
Mensen kochten spullen op afbetaling
D
Mensen waren verzadigd, ze hadden genoeg spullen

Slide 26 - Quiz

De economische wereldcrisis was gunstig voor de Nazi's
A
Deze stelling is juist
B
Deze stelling is fout

Slide 27 - Quiz

Wat wordt gezien als de start van WOII?
A
Inname Polen
B
Aansluiten van Oostenrijk bij Duitsland
C
Inname Tsjechoslowakije

Slide 28 - Quiz

Wanneer begon WOII?
A
1939
B
1940
C
1941
D
1945

Slide 29 - Quiz

In welk jaar werd Nederland betrokken bij WOII?
A
1939
B
1940
C
1945
D
1948

Slide 30 - Quiz

Waarom gaat de VS meedoen aan WOII?
A
Onbeperkte Duikbotenoorlog
B
Aanval op Pearl Harbor
C
Inval van Polen
D
Inval van België

Slide 31 - Quiz

Hoe veroverde Duitsland landen in WOII?
A
door overtuigen van leiders van andere landen
B
met de holocaust
C
met de Blitzkrieg

Slide 32 - Quiz

Wat betekent de 'holocaust'?
A
De vernietiging van Joden tijdens WOII door de nazi's
B
Het oppakken van de Joden
C
Zelfde als antisemitisme
D
concentratiekampen

Slide 33 - Quiz

Wie waren de geallieerden in WOII?
A
De mensen die VOOR Duitsland vochten.
B
De mensen die MET Duistland vochten.
C
De landen die TEGEN Duitsland vochten.

Slide 34 - Quiz

Wanneer was het wereldwijde einde van WOII?
A
Dolle Dinsdag
B
4 mei 1945
C
5 mei 1945
D
15 augustus 1945

Slide 35 - Quiz

Ik ben goed voorbereid voor de toets van morgen:

Slide 36 - Question ouverte