Lundi le 3 février (2 a et 2 b et 2 C -U 4)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Plaats het lidwoord ervoor en vertaal/ werk in je schrift

1. solution

2. dentiste

3.bouche

4.main

5.cheville

6.corps

7.coude

8.fracture

9.dos

10. jambe

Doelen van de les: 

- Ik heb geoefend met de woorden van app 1 en 2.

- overhoren, opdrachten maken

- De opdrachten worden nagekeken.

- Uitleg van de wederkerende werkwoorden.

- opdrachten maken

- appr 7 lezen en daarna goed leren voor toets....

Noem 3 lichaamsdelen in het Frans met het lidwoord erbij (let op op de spelling!)

Vertaal: gaan slapen

1. se coucher
2. se lever
3. se laver
4. se promener

Vertaal: belachelijk

1. marrant
2. ridicule
3. amusant
4. chouette

Vertaal: de raad

1. la solution
2. la question
3. le conseil
4. la recommendation

- Vragen?

Luisteren naar dialogue 1 en meelezen in het boek

Wat is de passé composé?

Wat is de passé composé?

1. toekomende tijd
2. tegenwoordige tijd
3. verleden tijd

Hoe maak je een Passé composé?

1. hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
2. avoir
3. voltooid deelwoord
4. écouter

Wat is de passé composé?

1. ik eet
2. ik heb gegeten
3. ik at
4. ik zal eten

Herhaling: p.c met hulpww être

Lundi le 3 février

Lied : Alouette

overhoring woordjes en zinnetjes

Werkwoord vendre + alle werkwoorden die net zo worden vervoegd

Herhaling werkwoord ALLER

ALLER- GAAN

Je vais= ik ga

tu vas= jij gaat

il va= hij gaat

elle va= zij gaat

on va= men gaat

nous allons= wij gaan

vous allez= u gaat jullie gaan

ils vont= zij gaan

elles vont= zij gaan

PC= je suis allé(e)

         tu es allé(e)

         il est allé

Wederkerende ww

Wederkerende werkwoorden

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

SE/S'

VOUS

NOUS

ME/M'

TE/T'

Welke onderstaande werkwoorden zijn wederkerend werkwoorden? (dus werkwoorden met zich)

1. marcher, laisser tomber
2. s'amuser, s'habiller, se maquiller
3. permettre, mettre à l'aise
4. essayer, suivre

Het wederkerend werkwoord herken je aan

1. -er
2. se
3. -oyer
4. leur

wederkerend werkwoord

vertaal: je me lave

1. ik was
2. jij wast
3. ik was me
4. jij wast je

wederkerend werkwoord

vertaal: zij douchen zich

1. il se douche
2. ils se douchent

wederkerend werkwoord

vertaal: jij staat op

1. je me lève
2. tu te lèves
3. je lève
4. tu lèves

Wederkerende werkwoorden.

Je ___ leve à 8h00.

1. te
2. me
3. se

De passé composé kent bij wederkerende werkwoorden het hulpwerkwoord

1. Être
2. Avoir
3. Faire
4. Aller

Welke www in de passé composé is juist?

1. elle s' est habillé
2. elle se habillée
3. elle a habillée
4. elle s'est habillée

Et maintenant

- Faire grammaire 2: 16A tot met 16E

- Apprendre 5

Les devoirs

Faire (maken)	- finir grammaire 2
Apprendre (leren):	- apprendre 5
Ammener (meenemen)	- opgeladen chromebook, boek en oortjes!