Betoog - les 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

do. 3 juni - 4V3 - 3e uur

Wat fijn dat jullie er weer bijna allemaal zijn!!

do. 3 juni - 4V3 - 3e uur

• Terugblik vorige les
• Verschillende eerste delen middenstuk op het scherm projecteren en bespreken
• Eigen middenstuk aanpassen
• Uitleg middenstuk betoog - tegenarg. + weerlegging
• Start schrijven tegenargument
  

Lesdoel:

Aan het einde van de les weet je hoe je jouw argumenten voor met onderbouwing moet optimaliseren en hoe je moet starten met het tegenargument en de weerlegging. Deze start heb je dan ook gemaakt.

Even herhalen:

Structuur van een betoog:

inleiding

• aandachttrekker
• introductie onderwerp 
• standpunt

middenstuk/ kern

• 2 argumenten voor + onderbouwing
• 1 argument tegen + weerlegging

slot

• samenvatting
• conclusie = herhalen standpunt
• uitsmijter

Structuur van een betoog:

inleiding

• aandachttrekker
• introductie onderwerp --> mag meestal uitgebreider!
• standpunt

middenstuk/ kern

• 2 argumenten voor + onderbouwing
• 1 argument tegen + weerlegging

slot

• samenvatting
• conclusie = herhalen standpunt
• uitsmijter

Bouwplan

onderwerp = mobieltjes in de klas

schrijfdoel = overtuitgen

hoofdgedachte = standpunt = .................................................

Inl: aandachttrekker + intro onderwerp + hoofdvraag (75-90 woorden)

Middenstuk/ Kern: V1 =.......................................................... (100-140 woorden)

                                        V2 =.......................................................... (100-140 woorden)

                                         T1 = .......................................................... (100-140 woorden)

                          

Slot: samenvatting + (eigen visie) + uitsmijter (75-90 woorden)

                                                                                                                                 Totaal = 450-600 woorden

Elementen eerste deel kern

Twee alinea's, per alinea:

• opsommend signaalwoord
• argument = kernzin
  
•  voorbeeld en/of uitleg = onderbouwing

Gebruik 100 tot 140 woorden. (Dit is 'slechts'een richtlijn)

Elementen eerste deel kern

Twee alinea's, per alinea:

• opsommend signaalwoord
• argument = kernzin
  
•  voorbeeld en/of uitleg = onderbouwing

Gebruik 100 tot 140 woorden. (Dit is 'slechts'een richtlijn)

Maak je argumenten SEXI!

State

Exlplain

Illustrate:

Waarom is je argument waar en belangrijk?

Geef voorbeelden!

Maak je argumenten SEXI!

State

Exlplain

Illustrate

Waarom is je argument waar en belangrijk?

Geef voorbeelden!

Bespreken van verschillende eerste delen v.d. kern

Op te nemen elementen:

• opsommend signaalwoord
• argument = kernzin
•  voorbeeld en/of uitleg = onderbouwing

Pas je eigen middenstuk aan.

Waarom krijgt een tegenargument een weerlegging als 'onderbouwing'?

Middenstuk

tweede deel: tegenargument en weerlegging

Richtlijnen arg. tegen + weerl.

1. Start met het tegenovergestelde stp. + argument van je tegenstanders = tegenargument en verwerk er een tegenstellend signaalwoord in.
2. Geef aan dat je het er niet mee eens bent.
3. Leg uit waarom je het er niet mee eens bent = weerlegging.

Richtlijnen arg. tegen + weerl.

Drie voorbeelden:

1. Sommigen zeggen daarentegen… Daar ben ik het niet mee eens, want…
   
2. Uit onderzoek van het CBS blijkt echter dat… Daar ben ik het niet mee eens, want...
3. Onderwijsminister Arie Slob werpt tegen dat… Dat is niet waar, want…

Middenstuk algemeen

• Het middenstuk bevat 300-420 woorden; gebruik 100-140 woorden per alinea.
  
• Neem ten minste één citaat op in het middenstuk.
• Citaat volledig overnemen tussen aanhalingstekens en bron vermelden = anders citeren dan bij leesvaardigheid.

En verder...

• lettertype Arial, Times new roman of Calibri
• lettergroote 11 of 12
• regelafstand 1.15
• regel wit tussen de alinea's
• Vergeet de titel niet!

Opdracht

1. Lees de teksten nogmaals en onderstreep alle tegenargumenten.
   
2. Kies vervolgens een tegenargument 
3. Start de derde alinea van je middenstuk met het tegenovergestelde stp. + tegenargument en verwerk er een tegenstellend signaalwoord in.
4. Geef aan dat je het er niet mee eens bent. Gebruik ook hier een tegenstellend signaalwoord.
5. Leg uit waarom je het er niet mee eens bent = weerlegging.

Huiswerk vr. 4/6

Zorg dat de inleiding en het het middenstuk helemaal af zijn.

Lees lekker verder in je boek.