Vrijdag 31 mei

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

3. Op je tafel:

Pen

Map

1. Telefoon in de tas

2. Ga zitten

Veilig zwemmen dankzij de reddingsbrigade

AA

Programma van vandaag

* Wat weten we over zwemmen?

* Wat weten we over de reddingsbrigade?

* Samen kijken naar de tekst

* Nieuwe woorden leren 

ZWEMMEN

school.nieuwsbegrip.nl

Wat weet je over de reddingsbrigade?

Luister naar mevrouw Abbes

school.nieuwsbegrip.nl

Wie helpen mensen die hulp nodig hebben in het water?

1. Iedereen
2. Lifeguards

Waar kun je zwemmen?

1. Alleen in het zwembad.
2. Op veel plekken.

Op wie letten de lifeguards?

1. Mensen in boten.
2. Zwemmers, watersporters, en mensen op het strand.

Hoe kun je de lifeguards herkennen?

1. Aan hun rode met gele zwemkleding.
2. Aan hun zwempak.

Wat moet je doen als er een rode vlag bij het strand hangt?

1. Niet gaan zwemmen.
2. Om hulp roepen.

We doen de opdrachten in twee groepen

neem de iPad mee voor vertaling

3. Op je tafel:

Pen

Map

1. Telefoon in de tas

2. Ga zitten

Wat gaan we doen?

- Diglin ABC

- Lezen

Mevr. Vink

Malik

Kasem 

Saleh

Barhoch

Mevr. Abbes

Mohamad 

Mustafa 

Ebrahim  

Mengis 

Ahmad 

Alabd

Welke dag is het vandaag en wat is de datum?

Ster in lezen

Naar school

Les 1

Lees de tekst op bladzijde 6 en 7

Wie is Milka?

1. Ze is de zus van Rada.
2. Ze zit in de klas van Rada

Milka zegt: Niet zo goed
wat is dat?

1. 
2. 

Bem krijgt een brief, omdat

1. de klas van Bem op reis gaat
2. hij niet op school is.

Naar welke stad gaat de klas van Bem?

1. Rotterdam
2. Den Haag
3. Amsterdam
4. Goes

Bem praat met zijn moeder over de schoolreis. Wat kan hij het beste zeggen?

1. Op 27 maart ga ik niet naar school. Mijn docent gaat naar Amsterdam.
2. We gaan met de klas op reis. We gaan met de bus naar Amsterdam.

De maanden van het jaar.

Wat is de eerste maand van het jaar?

Wat is de laatste maand van het jaar?

1. november
2. september
3. februari
4. december

Noem de 12 maanden van het jaar.

Kies de goede volgorde van de dagen van de week:

1. woensdag, donderdag, zaterdag
2. vrijdag, zaterdag, zondag
3. maandag, woensdag donderdag
4. dinsdag, woensdag, donderdag

Kies de goede volgorde:

1. zondag, maandag, dinsdag
2. woensdag, vrijdag, zaterdag
3. zaterdag, zondag, vrijdag
4. donderdag, zaterdag, vrijdag

Kies de goede volgorde

1. dinsdag, donderdag, woensdag
2. vrijdag, zaterdag, zondag
3. donderdag, vrijdag, zaterdag
4. zondag, dinsdag, woensdag

Kies de goede volgorde:

1. zondag, zaterdag, maandag
2. dinsdag, vrijdag, zaterdag
3. woensdag, donderdag, vrijdag
4. maandag, dinsdag, woensdag

Maak een zin met 

niet

Voorbeeld:

Ik kom niet op school. 

Nog een voorbeeld

Maak een zin met 

ook

Ik ga ook naar huis.

Nu zelf. Maak een zin met
de bus

Lees de woorden 5x snel

huis - thuis - bus - brief - maart - wacht - school -snoep - eten - drinken - jongens - meisjes - techniek - vertrekt - foto - hopen

Schrijf nu 5 woorden
op die je nog weet

Zoek een foto van snoep.

Maak een zin met
de school

Maak een zin met
Wanneer...?

Maak een zin met
schoolreis

Maak een zin met
hij vertrekt