Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welkom 2Gc
Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Lesprogramma
Terugblik
Trede 13 uitleg spelling
Oefenen met spelling op de portal.
Slide 2 - Diapositive
Waar ging de vorige vakles schrijfvaardigheid ook al weer over?
Slide 3 - Question ouverte
Terugblik
Breng tekstverbanden aan door voegwoorden te gebruiken.
Coventies (afspraken nette brief) zijn in orde.
Formele toon, zakelijke taalgebruik.
Duidelijke opbouw met alinea's.
Werken met een schrijfplan.
Slide 4 - Diapositive
Schrijfplan
Het maken van een schrijfplan (schema of mindmap) is nuttig.
Biedt houvast bij het schrijven.
Zorgt voor structuur en een betere inhoud.
Slide 5 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je welke kenmerken een zakelijke brief heeft.
kun je uitleggen hoe je een zakelijke brief netjes opbouwt.
kun je uitleggen welke informatie je geeft en welke toon je moet gebruiken bij het schrijven van een zakelijke brief.
kun je zelf een zakelijke brief schrijven volgens de juiste voorwaarden (conventies)
Slide 6 - Diapositive
Aanhalingstekens
Als iemand iets zegt, vraagt of roept. Je mag zelf kiezen of je enkele (') of dubbele ('') aanhalingstekens gebruikt. Zorg wel dat je consequent bent.
Als iets niet serieus bedoeld is.
Slide 7 - Diapositive
Trema
Een trema is een ander woord voor twee puntjes op een klinker (ë, ö, ä, ï of ü).
Hoe bepaal je op welke lettergreep de klemtoon valt? Zeg het erg overdreven. We luisteren even naar het volgende filmpje.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Accent
Een accent zorgt ervoor dat je een woord goed uitspreekt: accent grave, accent aigu en accent circonflexe.
Een accent kan betekenis onderscheidend zijn (hé en hè).
Slide 10 - Diapositive
Aan de slag!
Spelling oefenen!
Ga naar de Portal trede 13. Kies onder 'Schrijven' het kopjhe 'Spel het maar!'
Oefen met de de verschillende spellingonderdelen.
Straks check ik wat je hebt geoefend.
Slide 11 - Diapositive
Lijdende en bedrijvende vorm
Bedrijvende vorm is actief
De man koopt een computer.
Lijdende vorm is passief
Een computer wordt door de man gekocht.
Slide 12 - Diapositive
Bedrijvende vorm
De man / koopt / een computer.
OW PV LV
Lijdende vorm: LV wordt OW
Een computer / wordt / gekocht / door de man.
OW PV WG door bep.
Slide 13 - Diapositive
REGELS
Van bedrijvend naar lijdend:
'De man koopt een computer.'
'Een computer wordt door de man gekocht.'
- Lijdend voorwerp wordt onderwerp.
- Toevoegen hww (worden).
- Tijd van de zin moet hetzelfde blijven.
Slide 14 - Diapositive
Oefenen: van bedrijvend naar lijdend
1. Alle leerlingen maken de oefeningen.
2. Ruimt Koen eindelijk zijn kamer op?
3. De omvallende boom vernielde het dak van de schuur.
timer
2:00
Slide 15 - Diapositive
Oefenen: van bedrijvend naar lijdend.
1. Alle leerlingen maken de oefeningen.
- De oefeningen worden door alle leerlingen gemaakt.
2. Ruimt Koen eindelijk zijn kamer op?
- Wordt zijn kamer eindelijk opgeruimd door Koen?
3. De omvallende boom vernielde het dak van de schuur.
- Het dak van de schuur werd door de omvallende boom vernield.
Slide 16 - Diapositive
Oefenen: van lijdend naar bedrijvend.
1. De vrouw werd ontvangen door haar buurvrouw.
2. Zal de Vierdaagse door haar uitgelopen worden?
3. De prijs wordt door Máximá uitgereikt.
timer
2:00
Slide 17 - Diapositive
Oefenen: van lijdend naar bedrijvend.
1. De vrouw werd ontvangen door haar buurvrouw.
- De buurvrouw ontving de vrouw.
2. Zal de Vierdaagse door haar uitgelopen worden?
- Zal zij de Vierdaagse uitlopen?
3. De prijs wordt door Máximá uitgereikt.
- Máxima reikt de prijs uit.
Slide 18 - Diapositive
Meervoud op -s
De -s als er geen probleem voor de uitspraak ontstaat.
De 's om foute uitspraak te voorkomen (afkortingen en woorden die op de I, O, U, A, Y eindigen)
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Verkleinwoorden
Na een open klank aparte schrijfwijze.
De -i > ie: taxi > taxietje bikini > bikinietje
-a, -é, -o, -u krijg je een verdubbeling van de klinker: auto > autootje
Slide 21 - Diapositive
Bijvoegelijke naamwoorden
Zegt iets over het zelfstandige naamwoord (kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort)
De-woorden + e (ook bij een)
Het-woorden + e (bij een zonder -e)
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden+ en Dat zijn stoffen en materialen. Er is een uitzondering bij moderne stoffen: plastic, nylon, suéde (vaak door mensen gemaakt).
Stel een vraag om te ontdekken wat de bijvoegelijke naamwoorden zijn: Wat is / zijn + zelfstandig naamwoord?
Wat is de band? > van rubber.
Slide 22 - Diapositive
De gele, nieuwe, katoenen bank
Een gele, nieuwe, katoenen bank
De lieve, zachte pandabeer
Een lieve, zachte pandabeer.
De blanke, jonge man.
Een blanke, jonge man
Het houten, warme bed.
Een houten, warm bed
Het volle, kleine zwembed.
Een vol, klein zwembad.
De ronde, zilveren ring
Een ronde, zilveren ring
Slide 23 - Diapositive
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 24 - Question ouverte
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
Slide 25 - Question ouverte
Aan de slag!
Spelling oefenen!
Ga naar de Portal trede 13. Kies onder 'Schrijven' het kopjhe 'Spel het maar!'