3.6 woordenschat en meertaligheid

Meertaligheid en woordenschat
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Meertaligheid en woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Wanneer is iemand
meertalig?

Slide 2 - Carte mentale

Moedertaal     - taal die je van baby af aan leert

Tweede taal    - leer je / verwerf je waar die taal gesproken wordt

Vreemde taal - leer je op school, uitleg is in een andere taal

Slide 3 - Diapositive

Van de Europese Unie moeten alle inwoners 3 talen spreken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een pasgeboren baby herkent zijn moedertaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Vidéo

Kinderen hebben nadeel op school als ze tweetalig opgroeien.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

80% van alle mensen is meertalig
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Hoe jonger je een taal leert, hoe beter je die leert beheersen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Tot 7 jaar: taalgevoelige periode
  • Taal leren gaat helemaal vanzelf
  • Rijk en gevarieerd taalaanbod is voorwaarde
  • Kinderen ontdekken patronen 
(klanken, intonatie, woordvolgorde, vervoegingen ....)

7-12 jaar                  - deels gevoelig, deels instructie nodig
ouder dan 12        - alleen via instructie

Slide 10 - Diapositive

Voor het leren van je moedertaal gebruik je andere hersengebieden dan voor een vreemde taal.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Stelling:
Tweetalig onderwijs zou verplicht moeten worden.
A
eens
B
oneens

Slide 12 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 13 - Carte mentale

Zelfstandig en stil werken
Leswijs maken: 3.6 opgave 4, 6, 7, 8 en 9

Let op: neem voordat je 8 en 9 maakt even de woordenlijst door!


Huiswerk voor morgen: 3.6 - 4, 6, 7 en 9 af
Klaar: verdiepingsopdracht

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive