Persoonsvorm en voltooid deelwoord

Persoonsvorm en voltooid deelwoord
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm en voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Jij
(lopen) naar de stad. (tt)

Slide 2 - Question ouverte

Jij
(worden) morgen 15 jaar. (tt)

Slide 3 - Question ouverte


(worden) jij morgen 15 jaar? (tt)

Slide 4 - Question ouverte

U (geven) altijd veel geld aan collectanten. (tt)

Slide 5 - Question ouverte

U (hebben) een prachtig schilderij gemaakt. (tt)

Slide 6 - Question ouverte


(Computeren) hij iedere dag?

Slide 7 - Question ouverte

Hij (bestuderen) de stof erg goed. (tt)

Slide 8 - Question ouverte

Hij (worden) morgen verrast met een mooi cadeau. (tt)

Slide 9 - Question ouverte

Danielle (houden) van lezen. (tt)

Slide 10 - Question ouverte

Ik (vinden) lezen ook leuk. (tt)

Slide 11 - Question ouverte

Donderdagochtend (komen, vt) veel kinderen te laat op school.

Slide 12 - Question ouverte

Het (sneeuwen, vt) vorige week.

Slide 13 - Question ouverte

Vandaag
(hagelen, vt) het ook heel even.

Slide 14 - Question ouverte

Morgen (willen, tt) ik graag gaan skiën.

Slide 15 - Question ouverte

Ik (blijken, vt) de loterij gewonnen te hebben.

Slide 16 - Question ouverte

De meneer (praten, vt) enthousiast over zijn interesses.

Slide 17 - Question ouverte

Zij (controleren, tt) regelmatig haar e-mails.

Slide 18 - Question ouverte

Ik (programmeren, tt) software voor complexe berekeningen.

Slide 19 - Question ouverte

De atleet (trainen, tt) intensief voor de komende competitie.

Slide 20 - Question ouverte

Zij (documenteren, tt) de geschiedenis van het oude kasteel.

Slide 21 - Question ouverte

De chefkok (bereiden, tt) een verrukkelijk gastronomisch gerecht.
A
bereid
B
bereidt

Slide 22 - Quiz

Zij (repeteren, tt) voor het aankomende theaterstuk.
A
repeteert
B
repeteerd
C
repeteerdt

Slide 23 - Quiz

Hij (schilderen) een prachtig landschap.
A
schildert
B
schilderd
C
schilderdt

Slide 24 - Quiz

Het leger (trainen) gisteren op dit veld.

Slide 25 - Question ouverte

(staan) jij gisteren op de markt?

Slide 26 - Question ouverte

De kachel (branden, vt) de hele dag.
A
brande
B
brandde
C
brandden

Slide 27 - Quiz

Hij (verliezen, vt) nooit met voetbal.

Slide 28 - Question ouverte

Hij (landen, vt) het vliegtuig zonder problemen.

Slide 29 - Question ouverte

Denzel Dumfries (debuteren) bij Oranje.
A
debuteerd
B
debuteert

Slide 30 - Quiz

School in Den Haag (branden, tt)
af.

Slide 31 - Question ouverte

School in Den Haag (branden, vt)
af.

Slide 32 - Question ouverte

Wat (gebeuren, tt) er tijdens de reclame van het RTL Nieuws?
A
gebeurd
B
gebeurt

Slide 33 - Quiz

Waar is dat ongeluk eigenlijk
(gebeuren, vt)?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 34 - Quiz

Daar (gebeuren, tt) altijd wat.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 35 - Quiz

Wat (gebeuren, tt) er als ik het toch doe?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 36 - Quiz

Jan (besteden, tt) te weinig tijd aan zijn huiswerk.

Slide 37 - Question ouverte

Wat (vinden, tt) je leraar van je werk?

Slide 38 - Question ouverte

De mentor (overhandigen, tt)
persoonlijk de rapporten.

Slide 39 - Question ouverte

Waarom (antwoorden, tt) de leraar daar niet op?

Slide 40 - Question ouverte