wonen les 2
1 / 39
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Waar denk je aan bij het thema wonen?
(noem meubels of kamers)
(noem meubels of kamers)
Slide 2 - Carte mentale
A
de badkamer
B
de keuken
C
de slaapkamer
D
de woonkamer
Slide 3 - Quiz
A
de badkamer
B
de keuken
C
de slaapkamer
D
de woonkamer
Slide 4 - Quiz
A
de badkamer
B
de keuken
C
de slaapkamer
D
de woonkamer
Slide 5 - Quiz
A
de badkamer
B
de keuken
C
de slaapkamer
D
de woonkamer
Slide 6 - Quiz
In de _______ kun je je wassen.
A
de badkamer
B
de keuken
C
de slaapkamer
D
de woonkamer
Slide 7 - Quiz
In de _______ maak ik eten.
A
de badkamer
B
de keuken
C
de slaapkamer
D
de woonkamer
Slide 8 - Quiz
A
de bank
B
het bed
C
de stoel
D
de zitzak
Slide 9 - Quiz
A
de bank
B
het bed
C
de stoel
D
de zitzak
Slide 10 - Quiz
Op het _______ kan ik slapen.
A
de bank
B
het bed
C
de stoel
D
de zitzak
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Dit is _______
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Dit is _______
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Dit is _______
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Dit is _______
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Diapositive
Dit is _______
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Diapositive
Dit is _______
Slide 23 - Question ouverte
Slide 24 - Diapositive
Dit is _______
Slide 25 - Question ouverte
Slide 26 - Diapositive
Dit is _______
Slide 27 - Question ouverte
Slide 28 - Diapositive
Dit is _______
Slide 29 - Question ouverte
Slide 30 - Diapositive
Dit is _______
Slide 31 - Question ouverte
Slide 32 - Diapositive
Dit is _______
Slide 33 - Question ouverte
Slide 34 - Diapositive
Dit is _______
Slide 35 - Question ouverte
Slide 36 - Diapositive
Dit is _______
Slide 37 - Question ouverte
de koelkast
de deken
de bezem
de flat
de wasmachine
de wastafel
de caravan
het kussen
Slide 38 - Question de remorquage
We wonen in _______.
_______ hangt voor het raam.
Ik zet het eten in _______.
Ik slaap onder _______.
De _______ geeft licht in de kamer.
De lamp
het gordijn
de flat
de deken
de koelkast
