Oefen-Toets M2

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

zinsdelen
Bij deze toets gebruiken we de volgende afkortingen (en in deze volgorde bij het ontleden van zinnen):
Schrijf het even op voor jezelf, je kunt niet meer terug naar deze dia.
  • persoonsvorm = pv
  • werkwoordelijk gezegde = wwg
  • onderwerp = ow
  • lijdend voorwerp = lv
  • meewerkend voorwerp = mw
  • Bijwoordelijke bepaling = bwb

Slide 2 - Diapositive

Wat is de pv in de volgend zin?

'Zij belde haar vriend op.'

A
belde op
B
belde
C
zij
D
haar vriend

Slide 3 - Quiz

Als het wwg uit één woord bestaat,

welk zinsdeel is dat dan?
A
voltooid deelwoordwerkwoord
B
onderwerp
C
werkwoord
D
persoonsvorm

Slide 4 - Quiz

Wat is het wwg in de volgende zin ?

'Julia probeert niet zo hard te praten.'

A
probeert
B
probeert te praten
C
Julia
D
hard

Slide 5 - Quiz

Wat is het wwg in de volgende zin?

'Gisteravond heb ik met de hond gewandeld.'

A
heb
B
heb gewandeld
C
gewandeld
D
er staat geen wg

Slide 6 - Quiz

Hoe benoem je het zinsdeel 'voor de sloot' in de volgende zin?

'De hond wist pal voor de sloot af te remmen.'
A
onderwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je het zinsdeel 'op het voetbalveld'?

'De jongens werden zaterdag op het voetbalveld vernederd.
A
lijdend voorwerp
B
bijvoeglijke bepaling
C
onderwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

'De boodschappen hebben de jarige Sonja heel wat hoofdbrekens gegeven.'



A
De boodschappen
B
de jarige Sonja
C
heel wat hoofdbrekens
D
hoofdbrekens

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de volgende zin?

'Na mijn intensieve training ga ik thuis een tosti maken. '
A
mijn intensieve training
B
er is geen lijdend voorwerp
C
een tosti
D
thuis

Slide 10 - Quiz

Wat is het lv in de volgende zin?

'De coach besprak de tactiek met de kinderen.'
A
De coach
B
met de kinderen
C
de tactiek
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Benoem de persoonsvorm(en) in de volgende zin.
Let op! Het kunnen er ook meer zijn.

'Als ik thuis ben, ga ik een tosti maken. '
A
ga
B
ga, maken
C
ben, ga
D
ben, ga, maken

Slide 12 - Quiz

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in de volgende zin?

'Waarschijnlijk zal Japan in 2015 een vlag laten planten op de verre maan door een robot.'
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 13 - Quiz

Welke zinsdelen kun je in de volgende zin benoemen als bijwoordelijke bepaling? Schrijf ze op en zet er een schuine streep / tussen.

'Waarschijnlijk zal Japan in 2015 een vlag laten planten op de verre maan door een robot.'

Slide 14 - Question ouverte

Welke zinsdelen kun je in de volgende zin benoemen als bijwoordelijke bepaling?

'De Eagle-capsule is in 1969 echt geland op de maan.'
A
in 1969, op de maan
B
in 1969, echt, op de maan
C
echt, op de maan
D
op de maan

Slide 15 - Quiz

Hoe benoem je het zinsdeel 'voor Nora en Hans' in de volgende zin:

Bij Nederlands zaten Bram en Kelly tijdens de toets voor Nora en Hans.


A
bijwoordelijke bepaling
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
onderwerp

Slide 16 - Quiz

Welk zinsdeel benoem je als onderwerp in de volgende zin?

'In 1977 werd bij Velsen het skelet van een Romein gevonden in een waterput.'
A
het skelet
B
een Romein
C
Velsen
D
het skelet van een Romein

Slide 17 - Quiz

Is de volgende zin op juiste of onjuiste wijze verdeeld in zinsdelen?

In de aorta / stroomt / ons bloed/ vermoedelijk zo'n 5 kilometer per uur.
A
Juiste wijze
B
Onjuiste wijze

Slide 18 - Quiz

Verdeel de volgende zin in zinsdelen en benoem deze: pv; wwg; ow; lv; mv; bwb;
'In de aorta stroomt ons bloed vermoedelijk zo'n 5 kilometer per uur.'
Doe dat zo:
pv = ...

kun je meerdere zinsdelen dezelfde naam geven, scheid deze dan door een schuine / streep te gebruiken

Slide 19 - Question ouverte

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de zin?

'Waarvoor wordt het metaal indium eigenlijk gebruikt?'
A
4
B
5
C
6

Slide 20 - Quiz

Hoe noem je het zinsdeel 'mij' in de volgende zin:

'De leraar gaf mij lachend een onvoldoende.'
A
meewerkend voorwerp
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quiz

Noteer het wwg de volgende zin:

"We zijn door de storm gespaard."

Slide 22 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen en benoem de zinsdelen: pv; wwg; ond; lv; mw; bwb;

'De groetenman heeft de klant een pond kruimige aardappelen aangereikt.'

Slide 23 - Question ouverte

Is er in de volgende zin sprake van een lijdend voorwerp?

"Januari bracht dit jaar veel regen."
A
ja, lv
B
nee, geen lv

Slide 24 - Quiz

Ik ben klaar voor de toets!
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz