Verwijswoorden en betrekkelijke voornaamwoorden - Vul het juiste verwijswoord aan.

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Vul telkens het juiste verwijswoord in. 

Keuze uit: 

die, dat, wat, haar, hem, hun, het, van wie of waarvan, aan wie of waaraan, op wie of waarop, met wie of waarmee, bij wie of waarbij

De gemeente heeft de villa, ... ze verleden jaar aankocht, laten verbouwen tot een kuuroord.

Dat is een verzoek ... ik moeilijk kan weigeren.

Is dat alles ... je nodig hebt?

Direct mail is een communicatiesysteem ... bestaat uit een combinatie van media.

De pedagogische adviesdienst van de universiteit publiceerde verleden week de onderzoeksresultaten over de democratisering van het onderwijs en ... effecten.

Het bestuur van onze jeugdvereniging kan eigenlijk niet verwezenlijken wat ... wil.

De leraar gaf de verklaring van enkele metaforen en ... compositie.

Er is een schat aan eenvoudige poëzie voor kinderen in die leeftijdscategorie, ... aansluit bij hun belevingswereld.

Raad van klasgenoten werkt beter dan ... van een leraar.

De anonieme beller ... hij al talloze nachtelijke telefoons gekregen had, was eindelijk opgepakt.

Zij hebben de leeftijd bereikt ... ze al vlinders in de buik beginnen te voelen.

Hij kampte met gezondheidsproblemen, ... een motief was om de zitting te schorsen.

Het was vooral een passage in het dagboek van de verdachte ... de speurders ertoe aanzette om zijn vrouw aan te houden.

Het ziekenhuis heeft vijfenvijftig bedden ... er op dit moment slechts tien bezet zijn.

Jostein Gaarder schreef een boek over de geschiedenis van de filosofie, ... de titel 'De wereld van Sofie' kreeg.

De voorzitter dankte de stemmers ... hij zijn overwinning te danken had.

Gisteren kwam ik het meisje, ... we vorige week spraken, tegen.

Het antwoord vind je in het krantenartikel ... door Dirk Achten geschreven is.

Ze was niet op de afspraak komen opdagen, ... hij heel jammer vond.

De aannemer ... hij nog € 100 000 in het krijt stond, stuurde een deurwaarder.

Iets ... ik niet begrijp, is dat je je daar druk over maakt.

Het eerste ... hij deed, was een douche nemen.

De poster achter in het lokaal, ... mijn collega heeft opgehangen, is verdwenen.

De vriend ... hij naar het concert zou gaan, is ziek geworden.

Daar is het meisje ... ik een e-mail kreeg.