H5 - TH6 - BS3

Thema 6 - afweer
BS3 - immuniteit
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 6 - afweer
BS3 - immuniteit

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen BS3
Na deze les kun je:
  • de beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippen BS3
incubatietijd
primaire reactie
secundaire reactie
immuun
natuurlijke immuniteit
kunstmatige immuniteit
immunisatie
vaccinatie
vaccin
actieve immunisatie

passieve immunisatie

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

verloop immuunrespons

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

immuunrespons

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

natuurlijke en kunstmatige immuniteit

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

natuurlijke immuniteit
immuniteit die wordt 
verkregen door het 
binnendringen van 
een ziekte verwekker

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

kunstmatige immuniteit
immuniteit wordt opgewekt 
door opzettelijke blootstelling 
aan een antigeen

= immunisatie
-> d.m.v. vaccin

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

effect van vaccinatie

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

actieve en passieve immunisatie 
actieve immunisatie
- injectie met antigenen
   of verzwakte ziekte- 
   verwekkers
- lichaam gaat zelf 
   afweer opbouwen
- langdurige bescherming 

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

actieve en passieve immunisatie 
passieve immunisatie
- injectie met antistoffen
   tegen de ziekte 
   verwekker
- kortdurende bescherming
- lichaam bouwt zelf geen
   afweer op

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is het inspuiten van antistoffen uit paardenbloed voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en Kunstmatig
B
Passief en Natuurlijk
C
Actief en Kunstmatig
D
Actief en Natuurlijk

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je wordt ingeënt tegen het Coronavirus. Je krijgt een spuitje met daarin de antigenen van het virus zodat je lichaam kennis maakt met deze ziekteverwekker.
1. Hoe noemen we zo'n spuitje met antigenen?
2. Is dit actieve of passieve immunisatie?
A
1. vaccin 2. actieve immunisatie
B
1. serum 2. actieve immunisatie
C
1. vaccin 2. passieve immunisatie
D
1. serum 2. passieve immunisatie

Slide 14 - Quiz

Je zou ervoor kunnen kiezen om voor B en C 1 punt toe te kennen
Wat is een voorbeeld van passieve immunisatie?
A
Infectie met ziekteverwekker
B
Serum injectie (antistoffen)
C
Injectie van een vaccin

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gif van een zwarte mamba (zie afbeelding) is zeer giftig. Een onbehandelde beet zal binnen een uur leiden tot de dood van het slachtoffer. Ook bij de mens.
Er moet zeer snel een antigif worden toegediend. Dit is een voorbeeld van...
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is actieve immunisatie
A
Je lichaam maakt zelf antigenen tegen de ziekte
B
Je lichaam maakt zelf antistoffen tegen de ziekte.
C
Je krijgt niks ingespoten
D
Je krijgt een vaccin ingespoten

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is natuurlijke actieve immunisatie?
A
Dode ziektekiemen injecteren in het lichaam
B
Antistoffen krijgen bij de zwangerschap
C
kant en klare antistoffen injecteren
D
tijdens ziekte bed antistoffen aanmaken

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Difterie
Op kerstavond 1891 injecteerde Ernst Geissler antiserum bij een kind dat leed aan difterie. Het kind genas wonderwel. Welke vorm van immunisatie is dit?

A
kunstmatig actief
B
kunstmatig passief
C
natuurlijk actief
D
natuurlijk passief

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zuigeling drinkt melk van de moeder. Dit is een voorbeeld van?
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

actieve immunisatie
passieve immunisatie
antigeen
antistof
geeft geen immuniteit
geeft immuniteit

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Kunstmatige, actieve immunisatie
Natuurlijke, actieve immunisatie
Kunstmatige, passieve immunisatie
Natuurlijke, passieve immunisatie

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

10

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

00:29
Er wordt een (m)RNA fragment ingespoten. Uiteindelijk worden er in de cellen spike-eiwitten gevormd.
In welk organel in de (spier)cellen worden deze spike eiwitten gevormd?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

00:29
Het bedoelde 'spike'-eiwit is een oppervlakte eiwit dat op het virus voorkomt. Hoe wordt een dergelijk fragment waarop het immuunsysteem reageert ook wel genoemd?
A
antistof
B
antigeen
C
signaalstof
D
hormoon

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

00:43
Welke twee celtypen worden hier bedoeld met 'beveiligers'?
A
lymfocyten en rode bloedcellen
B
fagocyten en bloedplaatjes
C
weefselcellen en lymfocyten
D
fagocyten en lymfocyten

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

00:52
Na immunisatie met dit vaccin wordt je niet meer ziek als je in een later stadium alsnog geinfecteerd raakt met de ziekteverwekker (het corona-virus).
Leg uit wat er in het lichaam is gebeurd waardoor deze ziekteverschijnselen achterwege blijven.

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

01:07
Welke 'kluis' is dat?

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

01:47
Deze 'bijwerkingen' worden gezien als een goed teken.
Om welke reden ontstaan na vaccinatie klachten zoals: verhoging/koorts, hoofdpijn en rode huid op de plek van injecteren?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

03:45
Welke kans is statistisch gezien kleiner?

- Sterven aan een corona-infectie?
- Sterven aan een bijwerking als gevolg van een corona vaccinatie?
A
sterven aan een corona-infectie
B
sterven aan bijwerking van het vaccin

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

04:01
Waar heb je langer last van?
A
een eventuele bijwerking van een vaccin
B
de naweeën van een corona-infectie

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

05:55
Op welke wijze ontstaat een dergelijke verandering in het virus?
A
Een virus past bewust zijn spike eiwitten aan.
B
Er vindt een spontane, ongecontroleerde verandering van het spike-eiwit plaats
C
Door een verandering in de nucleotiden volgorde in het nucleinezuur verandert daardoor het spike eiwit

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

00:52
Normaal wordt je altijd ziek als je een ziekteverwekker voor het eerst aanbiedt aan het immuunsysteem.
Van dit vaccin wordt je niet ziek. Leg uit om welke reden dat is.

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

aan de slag:
huiswerk:
maak de opdrachten 14 t/m 24
intressant? maak opdracht 25
lees BS4

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions