Oefenen Engels 2e klas

Oefenen
Unit 5 - South Africa 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Oefenen
Unit 5 - South Africa 

Slide 1 - Diapositive

We are a small .... of about 200 people.
Vertaal het vetgedrukte woord. 

The tusks of an elephant can be over 3 metres long.
A
hoorns
B
tentakels
C
slagtanden
D
slurven

Slide 2 - Quiz


Vertaal het vetgedrukte woord. 

Is that Ferris wheel too high for you?
A
achtbaan
B
reuzenrad
C
schommel schip
D
draaimolen

Slide 3 - Quiz


Vertaal het vetgedrukte woord. 

Use a screwdriver to turn the screw around.
A
tang
B
hamer
C
zaag
D
schroevendraaier

Slide 4 - Quiz


Vertaal het vetgedrukte woord.

Be careful not to damage the car.
A
beschadigen
B
verkopen
C
vermaken
D
verliezen

Slide 5 - Quiz


Vertaal het vetgedrukte woord.

I feel very guilty about it. 
A
verbaasd
B
ongemakkelijk
C
schuldig
D
onschuldig

Slide 6 - Quiz


Vertaal het woord. 
Ivoor


Slide 7 - Question ouverte


Vertaal het woord. 

Nijpaard

Slide 8 - Question ouverte


Vertaal het woord. 
Geweld

Slide 9 - Question ouverte


Vertaal het vetgedrukte woord. 

De dieven waren van plan om de bank te beroven.

Slide 10 - Question ouverte


Vertaal het woord. 
 Winkeldief

Slide 11 - Question ouverte

Sleep de woorden naar de juiste plek in de zin. Let op, er blijft 1 woord over.
1. The fox is the rabbit's natural ____.
2. I never understand how a ____ does his tricks.
3. Sand the ____ edges with sandpaper.
4. The DNA test showed that he was ____.
magician
fine
sharp
innocent
enemy

Slide 12 - Question de remorquage

Sarina doesn't like bowling, ... ?
Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van WILL of SHALL.
(?) ____ (you - to give) me a call tonight?

Slide 13 - Question ouverte

Sarina doesn't like bowling, ... ?
Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van WILL of SHALL.
(–) He____ (to come) into town with us.

Slide 14 - Question ouverte


Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van WILL of SHALL.
(?) ____ (we - to go) canoeing next weekend?

Slide 15 - Question ouverte


Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van WILL of SHALL.
(–) They____ (to win) a match without practise.

Slide 16 - Question ouverte


Bijvoeglijke naamwoorden & Bijwoorden
Vul de woorden tussen haakjes op de juiste manier in.
They played a ____ (perfect) match.

Slide 17 - Question ouverte


Bijvoeglijke naamwoorden & Bijwoorden
Vul de woorden tussen haakjes op de juiste manier in.
You speak English very____ (good).

Slide 18 - Question ouverte


Bijvoeglijke naamwoorden & Bijwoorden
Vul de woorden tussen haakjes op de juiste manier in.

Mrs O'Hanlon is ____ (real) kind.

Slide 19 - Question ouverte


Bijvoeglijke naamwoorden & Bijwoorden
Vul de woorden tussen haakjes op de juiste manier in.

This is an ____ (extreme - fast) car!

Slide 20 - Question ouverte


Bijvoeglijke naamwoorden & Bijwoorden
Vul de woorden tussen haakjes op de juiste manier in.

After school, we walked home ____ (quick).

Slide 21 - Question ouverte


Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes. Gebruik de PRESENT PERFECT.

(–) No, I____ (to forget) my phone.

Slide 22 - Question ouverte


Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes. Gebruik de PRESENT PERFECT.

(?) ____ (you - to carry) those boxes by yourself?

Slide 23 - Question ouverte


Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes. Gebruik de PRESENT PERFECT.

(–) Gina____ (to save) much money.

Slide 24 - Question ouverte


Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes. Gebruik de PRESENT PERFECT.

(–) We____ (to forgive) them yet.

Slide 25 - Question ouverte

Kies uit all, every, each
I visit my parents ......... week.
A
all
B
each
C
every

Slide 26 - Quiz

Kies uit all, each, every
My sister had a drink in........ hand
A
each
B
all
C
every

Slide 27 - Quiz

Future : gebruik de present simple, present continuous, to be going to of will/shall
The injured dancer.......(probably-to be) out for at least 1 month.
A
has probably been
B
will probably be
C
probably is
D
is probably being

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive