Oefentoets Unit 5

Oefentoets Unit 5
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets Unit 5

Slide 1 - Diapositive

Lees de zinnen. Vul dan de juiste woorden in. Gebruik:
admission – capture – display – report – safety goggles – porcupine – useful – witness
How much is the ____ to the festival?

Slide 2 - Question ouverte

Lees de zinnen. Vul dan de juiste woorden in. Gebruik:
admission – capture – display – report – safety goggles – porcupine – useful – witness
Aidan is going to ____ his stolen bike to the police.

Slide 3 - Question ouverte

Lees de zinnen. Vul dan de juiste woorden in. Gebruik:
admission – capture – display – report – safety goggles – porcupine – useful – witness
I tried to ____ my rabbit after it had escaped from its cage.

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.

These goats have long, sharp ____ (hoorns).

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.

The thieves were planning to ____ (beroven) a bank.

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.

My rabbit has long ears and a fluffy ____ (vacht).

Slide 7 - Question ouverte

Maak de zinnen compleet. Gebruik de juiste Engelse vertaling van de volgende woorden:
gokken - hamer - onschuldig - snijden - spookhuis - uitwerpselen - zakkenroller - zorgen voor
The ____ of wildebeests smell terrible!

Slide 8 - Question ouverte

Maak de zinnen compleet. Gebruik de juiste Engelse vertaling van de volgende woorden:
gokken - hamer - onschuldig - snijden - spookhuis - uitwerpselen - zakkenroller - zorgen voor
Some people ____ on the slot machines at a casino

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zinnen compleet. Gebruik de juiste Engelse vertaling van de volgende woorden:
gokken - hamer - onschuldig - snijden - spookhuis - uitwerpselen - zakkenroller - zorgen voor
He wasn't guilty. The DNA test showed that he was ____.

Slide 10 - Question ouverte

Toekomst: will
Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall.
(?) ____ (you – to come) to the beach with us?

Slide 11 - Question ouverte

Toekomst: will
Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall.
(–) ____ (they – to stay) here all day.

Slide 12 - Question ouverte

Toekomst: will
Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall.
(?) ____ (I – to meet) you outside the cinema?

Slide 13 - Question ouverte

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
Vul de woorden tussen haakjes op de juiste manier in.

Siobhan always drives ____ (very - fast).

Slide 14 - Question ouverte

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
Vul de woorden tussen haakjes op de juiste manier in.

I can give you an ____ (easy) recipe.

Slide 15 - Question ouverte

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
Vul de woorden tussen haakjes op de juiste manier in.

He speaks Spanish ____ (extreme - good).

Slide 16 - Question ouverte

Verleden: present perfect
Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes. Gebruik de present perfect.
(–) No, ____ (I – to find) my glasses yet.

Slide 17 - Question ouverte

Verleden: present perfect
Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes. Gebruik de present perfect.
(?) ____ (they – to live) in England for a long time?

Slide 18 - Question ouverte

Verleden: present perfect
Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes. Gebruik de present perfect.
(–) ____ (we – to try) the back door.

Slide 19 - Question ouverte

Bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, present perfect en 'will'
Vertaal de Nederlandse zinnen naar het Engels.
Ik heb snel gewerkt.

Slide 20 - Question ouverte

Bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, present perfect en 'will'
Vertaal de Nederlandse zinnen naar het Engels.
Zij zullen een kort verhaal schrijven.

Slide 21 - Question ouverte

Bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, present perfect en 'will'
Vertaal de Nederlandse zinnen naar het Engels.
We hebben rustig gelopen.

Slide 22 - Question ouverte

Wat heb je nog nodig om de toets goed te kunnen maken?
Niets, ik ga een dikke voldoende halen!
Ik moet nog meer oefenen.
Ik heb hulp van de docent nodig.

Slide 23 - Sondage

Slide 24 - Lien