Voorbereiding op het CSE

Voorbereiding op het CSE
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding op het CSE

Slide 1 - Diapositive

Tijdens het CSE moet je zo min mogelijk woorden afkorten.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Schrijf de afkorting 'enz.' voluit:

Slide 3 - Question ouverte

Schrijf de afkorting 'etc.' voluit:

Slide 4 - Question ouverte

Als de opdracht is: 'Citeer een tekstfragment', dan moet je een tekstdeel citeren dat groter is dan...
A
één zin
B
twee zinnen
C
drie zinnen

Slide 5 - Quiz

Als er staat: 'Citeer een zinsnede', dan moet je een ...
A
zin citeren
B
zinsgedeelte citeren
C
één woord citeren

Slide 6 - Quiz

De hoofdgedachte 'De salarissen van voetbalvrouwen zijn veel lager dan die van mannen' is een ...
A
constatering
B
standpunt

Slide 7 - Quiz

Waar moet je aan denken tijdens het schrijven van een samenvatting?

Slide 8 - Carte mentale

Samenvatting:
Geef geen voorbeelden
Noem geen namen van deskundigen
Noem geen getallen

tenzij er expliciet naar wordt gevraagd.

Slide 9 - Diapositive

Het stormde vandaag.
Daardoor waaide de fietser van de weg.
'Daardoor' geeft een ... aan.
A
voorwaarde
B
doel-middel
C
toelichting/uitleg
D
oorzaak/gevolg

Slide 10 - Quiz

Mits hij hard werkt, kan hij zijn vakantie naar
Costa Rica in één keer betalen.
'Mits' geeft een ... aan

A
voorwaarde
B
doel-middel
C
toelichting/uitleg
D
oorzaak-gevolg

Slide 11 - Quiz

Jaspers mountainbike is kapot. Dat houdt in dat hij niet mee kan doen.
'Dat houdt in' geeft een ... aan.

A
tegenstelling
B
doel-middel
C
toelichting/uitleg
D
oorzaak-gevolg

Slide 12 - Quiz

Om af te vallen, kun je beter minder snoepen en meer bewegen.
'Om te' geeft een ... aan.

A
tegenstelling
B
doel-middel
C
voorwaarde
D
reden/verklaring

Slide 13 - Quiz

Komt Piet nog? Nee, hij is immers ziek. Dat had ik toch verteld!
'immers' geeft een ... aan.

A
tegenstelling
B
voorwaarde
C
vergelijking
D
reden/verklaring

Slide 14 - Quiz

Stuur jij hem morgen een mailtje?
Ja mevrouw, dat .......
A
zou ik doen.
B
zal ik doen.

Slide 15 - Quiz

Ook de media ...
A
vergist zich wel eens.
B
vergissen zich wel eens.

Slide 16 - Quiz

Drugs ... verslavend.
A
is
B
zijn

Slide 17 - Quiz

Na lang aarzelen, heeft hij die beslissing...
A
gemaakt
B
genomen

Slide 18 - Quiz

... een uur vertraging vertrok de trein ... Nijverdal.
A
Naar/na
B
Na/naar
C
Naar/naar
D
Na/na

Slide 19 - Quiz

Een argumentatie op basis van oorzaak/gevolg noem je ook wel een argumentatie op basis van ...

Slide 20 - Question ouverte