Persoonsvorm en onderwerp

Persoonsvorm en onderwerp
Ik kan in een zin de persoonsvorm en het onderwerp vinden.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm en onderwerp
Ik kan in een zin de persoonsvorm en het onderwerp vinden.

Slide 1 - Diapositive

De persoonsvorm
Je kan de persoonsvorm vinden met drie proeven:
De vraagproef
De getalsproef
De tijdproef

Slide 2 - Diapositive

De dokter prikt een naald.
Prikt de dokter een naald?
De dokters prikken een naald.
De dokter prikte een naald.

Slide 3 - Diapositive

Het onderwerp
Het onderwerp vind je door te vragen:

Wie/wat + persoonsvorm.

Wie of wat prikt?
De dokter

Slide 4 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
Fred eet een bruine boterham.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Charlotte heeft hem het nieuwtje verteld.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Mijn moeder draagt die jurk elke zomer.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
De directeur spreekt de pestkoppen streng toe.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Kees heeft de mooiste fiets.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
De dokter geeft zijn patiënt medicijnen.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
De dokter geeft zijn patiënt medicijnen.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
Ik oefen het lied elke dag.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Ik oefen het lied elke dag.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
De bakker bakt elke ochtend een vers brood.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
De bakker bakt elke ochtend een vers brood

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
Het cadeau heb ik aan mijn zus gegeven.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Het cadeau heb ik aan mijn zus gegeven.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
Dat broodje geef ik aan mijn zus.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Dat broodje geef ik aan mijn zus.

Slide 19 - Question ouverte

Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp in een zin vinden.
A
Ja, altijd!
B
Ja, meestal.
C
Ik kan het soms.
D
Ik moet nog meer oefenen.

Slide 20 - Quiz