9e (LAATSTE) bijeenkomst examentraining 2F

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

Centraal examen Lezen & Luisteren 2F

Het Centraal Examen 2F

Wat ga ik met jullie bespreken?

• soorten teksten
• hoofdgedachte
• Hoe pak je een leesopdracht aan:
• leesstrategieën
• onbekende woorden
  
• tips en tricks
  
• het examen zelf
• oefenopdracht
  

Welke tekstsoorten ken je?

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Wat betekent het woord hoofdgedachte?

1. de belangrijkste zin van een alinea
2. het onderwerp van de tekst
3. een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
4. het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Onderwerp en hoofdgedachte zijn eigenlijk hetzelfde

1. waar
2. niet waar

Je vindt onderwerp en hoofdgedachte vaak in de titel en inleiding van een tekst.

1. Juist
2. Onjuist

(globaal / zoekend / intensief)

Wat is oriënterend lezen?

1. Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
2. Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
3. Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
4. Lees de tekst helemaal en nauwkeurig

(globaal / zoekend / intensief)

Wat is het doel van leesstrategieën?

1. Teksten beter begrijpen en informatie efficiënt opnemen.
2. Goede zinnen leren maken
3. Sneller lezen zonder begrip.
4. Alle woorden in een tekst onthouden.

1.

2.

3.

Globaal:

Zoekend:

Wat doe je bij een onbekend woord: profileren

Als laatste stap: GEBRUIK HET WOORDENBOEK

Oefenen met hulpmiddelen

Rechtsboven in het scherm kun je gebruik maken van hulpmiddelen

aantekeningen maken

tekst aanstrepen

luidsvolume instellen

tekst vergroten

Vragen aanvinken

Oefen ermee!

Blijf in vorm!

Tip 1

Maak eerste een globale planning. Kijk uit hoeveel vragen het examen bestaat (40) en bereken vervolgens hoeveel minuten je gemiddeld per vraag hebt (90 minuten / 40 = ongeveer 10 minuten per tekst)

•  

Tip 2

Tip 3

Tip 4

Keuze:

• Klassikaal oefenen met tekst
  

Wat zou de schrijver je volgens alinea 2 en 3 graag willen vertellen?

1. Dat de werkgever je in een soll.gesprek beter wil leren kennen.
2. Dat het vanzelf goed komt, als je maar jezelf bent tijdens het soll.gesprek.
3. Dat je volstrekt eerlijk en open moet zijn bij een soll.gesprek.

Als de schrijver je dat zou graag wil vertellen, waarom doet hij dat dan niet in alinea 3?

1. Omdat het niet past bij het tekstdoel en onderwerp.
2. Omdat hij dan geen eerlijke voorstelling van zaken zou geven.
3. Omdat werkgevers je juist wel willen leren kennen in een soll.gesprek.

Waarom is een sollicitatiegesprek zo belangrijk (alinea 4)?

1. Omdat de uitkomst van het gesprek grote gevolgen heeft.
2. Omdat het gesprek een momentopname is.
3. Omdat mensen er hun brood mee verdienen.

In alinea 5 en 6 vind je argumenten om extra goed voor de dag te komen in een sollicitatiegesprek.

Wat zijn de argumenten?

1. Het wordt van je verwacht.
2. Je bent het meest op je gemak als je jezelf bent.
3. Er is veel concurrentie.
4. Anderen zullen het ook doen.

Op welke vraag geven alinea's 7 en 8 antwoord?

1. Hoe?
2. Wanneer?
3. Wie?

Met welke mening is de schrijver het volgens alinea 8 en 9 eens?

1. Als je het soll.gesprek goed voorbereid, kun je de zenuwen de baas blijven.
2. Een soll.gesprek heeft iets van een theater; je moet je rol instuderen.
3. Voor een baan hoef je niet echte een goede match met je werkgever te hebben.

Wat moet je zeggen bij een vraag over ervaring, als je die niet hebt omdat je net klaar bent met het MBO.

1. "Ik heb geen ervaring, maar zo moeilijk kan het niet zijn."
2. "Ik heb geen ervaring, maar wel de juiste eigenschappen die ervoor nodig zijn."
3. "' Ik heb wel ervaring, want ik help wel eens mijn oom."'

Wat is het belangrijkste doel van de tekst?

1. overtuigen
2. informeren
3. overhalen
4. instrueren

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

1. Door veel concurrentie is solliciteren heel ingewikkeld geworden.
2. Het is voldoende om tijdens een soll.gesprek gewoon jezelf te zijn.
3. Je zult niet makkelijk een baan vinden, als je geen reclame maakt voor jezelf.

Veel succes!