Hoofdstuk 1 - Les 1

Hoofdstuk 1 - Les 1
Deze les leren we de moeilijke woorden van thema 1 - sport
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1 - Les 1
Deze les leren we de moeilijke woorden van thema 1 - sport

Slide 1 - Diapositive

Aanmoedigen
A
iemand moed inspreken en steunen .
B
een zere plek of een verwonding
C
in de richting van de tegenstander beweging met het doel deze te verslaan
D
de aanhangers van een bepaalde sportclub

Slide 2 - Quiz

aanvallen
A
rijen van oplopende zitplaatsen voor het publiek
B
een zere plek of een verwonding
C
in de richting van de tegenstander beweging met het doel deze te verslaan
D
geestelijk, wat met denken en voelen te maken heeft

Slide 3 - Quiz

concentreren
A
de manier waarop je een doel wilt bereiken
B
een zere plek of een verwonding
C
de aandacht op een zaak richten en je niet laten afleiden
D
geestelijk, wat met denken en voelen te maken heeft

Slide 4 - Quiz

blessure
A
de manier waarop je een doel wilt bereiken
B
een zere plek of een verwonding
C
of je fit bent of niet
D
een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap

Slide 5 - Quiz

competitie
A
de manier waarop je een doel wilt bereiken
B
Iets doen wat tegen de regels is
C
of je fit bent of niet
D
een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap

Slide 6 - Quiz

conditie
A
de manier waarop je een doel wilt bereiken
B
Iets doen wat tegen de regels is
C
of je fit bent of niet
D
je laatste en beslissende wedstrijd

Slide 7 - Quiz

finale
A
de manier waarop je een doel wilt bereiken
B
Iets doen wat tegen de regels is
C
of je fit bent of niet
D
je laatste en beslissende wedstrijd

Slide 8 - Quiz

de overtreding
A
de manier waarop je een doel wilt bereiken
B
Iets doen wat tegen de regels is
C
aanhangers van een bepaalde sportclub
D
het gevoel dat je hebt als iets niet loopt zoals je had verwacht of gehoopt

Slide 9 - Quiz

de supporters
A
de manier waarop je een doel wilt bereiken
B
Het publiek
C
aanhangers van een bepaalde sportclub
D
het gevoel dat je hebt als iets niet loopt zoals je had verwacht of gehoopt

Slide 10 - Quiz

de tactiek
A
de manier waarop je een doel wilt bereiken
B
Het publiek
C
rijen van oplopende zitplaatsen voor het publiek
D
het gevoel dat je hebt als iets niet loopt zoals je had verwacht of gehoopt

Slide 11 - Quiz

de toeschouwers
A
lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
B
Het publiek
C
rijen van oplopende zitplaatsen voor het publiek
D
het gevoel dat je hebt als iets niet loopt zoals je had verwacht of gehoopt

Slide 12 - Quiz

de teleurstelling
A
lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
B
iemand niet meer laten mee spelen, omdat hij zich niet aan de regels heeft gehouden
C
rijen van oplopende zitplaatsen voor het publiek
D
het gevoel dat je hebt als iets niet loopt zoals je had verwacht of gehoopt

Slide 13 - Quiz

tribune
A
lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
B
iemand niet meer laten mee spelen, omdat hij zich niet aan de regels heeft gehouden
C
rijen van oplopende zitplaatsen voor het publiek
D
de sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort

Slide 14 - Quiz

Fysiek
A
lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
B
iemand niet meer laten mee spelen, omdat hij zich niet aan de regels heeft gehouden
C
geestelijk, wat met denken te maken heeft.
D
de sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort

Slide 15 - Quiz

diskwalificeren
A
je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt
B
iemand niet meer laten mee spelen, omdat hij zich niet aan de regels heeft gehouden
C
geestelijk, wat met denken te maken heeft.
D
de sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort

Slide 16 - Quiz

Het clubtenue
A
je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt
B
iets lange tijd lichamelijk en/ of geestelijk kunnen volhouden.
C
geestelijk, wat met denken te maken heeft.
D
de sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort

Slide 17 - Quiz

het uithoudingsvermogen
A
je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt
B
iets lange tijd lichamelijk en/ of geestelijk kunnen volhouden.
C
geestelijk, wat met denken te maken heeft.
D
een lijst van spelers of teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staan

Slide 18 - Quiz

mentaal
A
lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
B
iets lange tijd lichamelijk en/ of geestelijk kunnen volhouden.
C
geestelijk, wat met denken te maken heeft.
D
een lijst van spelers of teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staan

Slide 19 - Quiz

klassement
A
je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt
B
iets lange tijd lichamelijk en/ of geestelijk kunnen volhouden.
C
geestelijk, wat met denken te maken heeft.
D
een lijst van spelers of teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staan

Slide 20 - Quiz

presteren
A
je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt
B
iets lange tijd lichamelijk en/ of geestelijk kunnen volhouden.
C
geestelijk, wat met denken te maken heeft.
D
een lijst van spelers of teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staan

Slide 21 - Quiz

Zelfstandig werken
Draai je chromebook om of leg deze weg 

Ga in je boek naar blz 12
maak opdracht 3 t/m 5.

Klaar? in je mapje aan het werk. 

Slide 22 - Diapositive